Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-05-2012
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2012:YA4463
Zaaknummer
6161
Inhoudsindicatie
Verwijt juridisch onhaalbare acties te ondernemen, belangen niet goed te scheiden en kasbetalingen aan te nemen en vervolgens geen deugdelijk overzicht van betalingen te kunnen verstrekken. gegrond, berisping
Uitspraak
Beslissing
van 21 mei 2012
in de zaak 6161
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klager
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden (verder: de raad) van 24 juni 2011, onder nummer 48/10, aan partijen toegezonden op 27 juni 2011, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard en de maatregel van berisping is opgelegd.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij vereerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 26 juli 2011 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van klager;
- de brief van verweerder aan het hof van 14 november 2011;
- de brief van verweerder aan het hof van 22 februari 2012;
- de brief van klager aan het hof van 1 maart 2012;
- de fax van klager aan het hof van 1 maart 2012;
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 19 maart 2012, waar klager en verweerder zijn verschenen. Beiden hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
1. Verweerder heeft klager bewust geadviseerd zich te laten inschrijven als bestuurder van C. B.V. bij de Kamer van Koophandel te Leeuwarden, hoewel hij wist dat dit zonder toestemming van de aandeelhoudersvergadering niet kon. Verweerder is persoonlijk mee geweest naar de Kamer van Koophandel in Leeuwarden.
2. Verweerder trad zowel voor klager op als voor de heer K. hoewel er sprake was van tegenstrijdige belangen.
Dit klachtonderdeel is tijdens een bespreking met de deken op 24 april 2008 door klager ingetrokken.
3. Verweerder heeft van de echtgenote van klager ongeveer € 10.000,-- aangenomen zonder daarvoor een ontvangstbewijs af te geven.
Van het door verweerder op verzoek van deken gemaakte overzicht van de kasbetalingen van klager aan verweerder klopt zeer weinig.
De declaratie van verweerder is meer dan 2 keer betaald. De rekening en verantwoording door verweerder klopt niet. Klager heeft nog geld van verweerder te vorderen.
Klager is van mening dat verweerder jegens hem niet zorgvuldig heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. Verweerder dient klager de schade te vergoeden die ten gevolge van zijn misdraging is ontstaan.
4 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
4.1 Tot oktober 2005 was klager met zijn compagnon K. aandeelhouder-bestuurder van C. B.V. Wegens gezondheidsproblemen heeft klager zijn functie als bestuurder neergelegd en heeft hij zijn aandelen in de vennootschap overgedragen aan de heer H., die uiteindelijk 51% van de aandelen verkreeg. Klager bleef als werknemer werkzaam in de onderneming.
4.2 Al spoedig ontstonden problemen tussen de heer K. en de nieuwe aandeelhouder H. Klager en zijn voormalige compagnon waren van oordeel dat het beleid van de meerderheidsaandeelhouder de continuïteit van de onderneming ernstig in gevaar bracht.
4.3 Begin januari 2006 werd de bestuurder K. ziek en moest klager diens taken, waaronder het verrichten van betalingen, waarnemen. Klager voelde zich onzeker over zijn positie, nu hij geen bestuurder meer was en geen procuratie
had. Klager had zelfs nog geen arbeidscontract ontvangen. In een brief van 16 januari 2006, gericht aan de kantoorgenote van verweerder, zette klager zijn problemen uiteen en vroeg advies over zijn positie. Letterlijk schreef klager:
“Ik wil de kar wel trekken, maar wat is mijn positie binnen C(…) nu ik de betalingen moet doen???”
4.4 Op 20 januari 2006 vond een eerste uitgebreide bespreking plaats met verweerder, waaraan naast klager ook de heer K. deelnam, die al eerder contact had gehad met verweerder. Beiden uitten hun zorgen over C. B.V. en de rol van de meerderheidsaandeelhouder. Klager stelt dat verweerder heeft geadviseerd dat klager zich bij de Kamer van Koophandel weer zou laten inschrijven als bestuurder van C. B.V., omdat dat de enige oplossing zou zijn voor de problemen met de meerderheidsaandeelhouder. Verweerder heeft ontkend dat hij dit advies heeft gegeven. Verweerder heeft de inhoud van de bespreking en zijn advies niet schriftelijk bevestigd aan klager en de heer K.
4.5 Op 23 januari 2006 hebben klager en de heer K. zich in gezelschap van verweerder vervoegd bij de Kamer van Koophandel te Leeuwarden. Klager heeft zich doen inschrijven als bestuurder van C. B.V. De A.V.A. van C. B.V. heeft twee dagen later ingestemd met de aanstelling van klager als bestuurder. Kort nadien heeft de heer K. zich als bestuurder uit laten schrijven. Begin april 2006 werd C. B.V. failliet verklaard. De curator heeft klager als bestuurder persoonlijk aansprakelijk gesteld en een procedure tegen klager aanhangig gemaakt. Klager heeft uiteindelijk toelating tot de schuldsanering op grond van de W.S.N.P. verzocht en verkregen.
4.6 Verweerder heeft klager blijkens het dossier de navolgende declaraties gestuurd:
30-1-2006 : € 5.808,75 inclusief BTW
9-2-2006 : € 9.299,85 inclusief BTW
28-3-2006 : € 9.299,85 inclusief BTW
29-3-2006 : € 2.962,72 inclusief BTW
6-2-2007 : € 3.487,77 inclusief BTW
17-8-2007 : € 1.643,73 inclusief BTW
4.7 Klager en / of zijn echtgenote hebben diverse contante betalingen gedaan aan verweerder, naast betalingen per bank. Klager stelt dat verweerder werkzaamheden dubbel heeft gedeclareerd en dat contante betalingen niet correct zijn verrekend en dat daarvan geen kwitanties zijn verstrekt.
4.8 Verweerder heeft zijn werkzaamheden voor klager beëindigd in september 2007, omdat klager in gebreke zou zijn gebleven verweerders nota’s te voldoen.
5 BEOORDELING
5.1 Aan de orde zijn nog de klachtonderdelen 1 en 3, nu klager de klacht onder 2 heeft
ingetrokken.
5.2 Verweerder voert twee grieven aan tegen de beslissing van de raad. Ten aanzien van de beslissing op klachtonderdeel 1 stelt verweerder dat hij klager niet heeft geadviseerd zich als bestuurder te laten inschrijven bij de Kamer van Koophandel, terwijl een daartoe strekkend besluit van de A.V.A. van C. B.V. ontbrak. Verweerder stelt dat hij klager juist ernstig heeft ontraden dit te doen en dat hij klager erop heeft gewezen dat een besluit van de A.V.A. nodig was. Klager zou verweerders advies echter naast zich neergelegd hebben.
5.3 Het hof verwerpt deze grief. Verweerder heeft zijn advies aan klager niet schriftelijk bevestigd. Daartoe was temeer aanleiding nu, volgens verweerders lezing, hij klager zou hebben gewezen op de risico’s van zijn plan om zich weer in te schrijven als bestuurder, terwijl klager verweerders advies zou hebben genegeerd. Dat verweerder een dergelijk belangrijk advies niet heeft vastgelegd, zodat hij de juistheid van zijn stellingen niet kan aantonen, komt voor verweerders risico.
5.4 Het hof acht verweerders lezing van de inhoud van de bespreking op 20 januari 2006 bovendien onaannemelijk. In zijn brief van 27 november 2007 aan de deken schreef verweerder in reactie op de klacht onder meer:
“De enige mogelijkheid, die ik zag om de impasse razendsnel te doorbreken, was de herinschrijving als bestuurder, gevolgd door een aandeelhoudersvergadering binnen enkele dagen, waarbij 100% van het aandelenkapitaal vertegenwoordigd zou moeten zijn om zich over deze herintreding uit te laten.”
Ook de omstandigheid dat verweerder op 23 februari 2006 mee ging met klager en de heer K. naar de Kamer van Koophandel acht het hof eerder een aanwijzing dat verweerder klager steunde in zijn voornemen om zich aldaar te laten inschrijven als bestuurder, dan dat verweerder zich heeft verzet tegen dat voornemen. Verweerder wist dat er een onjuiste registratie in het handelsregister zou plaatsvinden. Of verweerder bij de feitelijke registratie aanwezig was acht het hof niet relevant. Verweerders optreden was in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Het klachtonderdeel 1 is derhalve terecht gegrond verklaard door de raad.
5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel 3 heeft verweerder volstaan met de grief dat klager zonder enig bewijs blijft volhouden dat hij aan verweerder meer heeft betaald dan verweerder heeft ontvangen en verantwoord, ondanks de herhaalde pogingen van verweerder dit te ontzenuwen.
5.6 Het onderzoek in hoger beroep ten aanzien van klachtonderdeel 3 heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grief van verweerder tegen de beslissing wordt verworpen.
5.7 In zijn klachtbrief van 23 oktober 2007 aan de deken heeft klager tevens verzocht uit te spreken dat verweerder jegens hem niet de zorgvuldigheid heeft betracht, die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. De raad heeft zich over dit verzoek van klager niet uitgelaten. Het hof zal dit alsnog doen.
5.8 Zoals uit het voorgaande blijkt acht het hof de klachtonderdelen 1 en 3 gegrond. Het hof is van oordeel dat verweerder ernstig is tekortgeschoten in de behandeling van de zaak van klager, hetgeen voor klager ernstige gevolgen heeft gehad, terwijl verweerder ook in hoger beroep geen duidelijkheid heeft kunnen verschaffen over zijn declaraties en de ontvangen betalingen. Het hof zal op die gronden alsnog het verzochte oordeel uitspreken.
5.9 Het hof verenigt zich met de door de raad opgelegde maatregel van berisping.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden van 24 juni 2011 en spreekt als zijn oordeel uit dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht, die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.
Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs. A. Beker, A.D.R.M. Boumans, G.J.L.F. Schakenraad en D.J. Markx, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2012.