Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-02-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:75
Zaaknummer
6927
Inhoudsindicatie
Appel ingetrokken. Hof bepaalt ingangsdatum van door de raad opgelegde schorsing van 6 weken.
Uitspraak
Beslissing van 3 februari 2014
in de zaak 6927
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
Deken van de Orde van Advocaten
In het arrondissement Oost-Brabant
klager
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort
’s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 2 september 2013, onder nummer OB 143 2013, aan partijen toegezonden op 3 september 2013, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard. Aan verweerder is de maatregel van schorsing van zes weken opgelegd.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2013:23.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 3 oktober 2013 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de e-mail van 13 januari 2014 van verweerder aan het hof;
- de e-mail van 16 januari 2014 van verweerder aan het hof.
2.3 In de hiervoor genoemde e-mail van 13 januari 2014 heeft verweerder zijn hoger beroep ingetrokken. In de e-mail van 16 januari 2014 heeft verweerder het hof meegedeeld zich per 30 december 2013 van het tableau te hebben laten uitschrijven en tevens dat hij zich refereert aan het oordeel van het hof ter zake de aanvangsdatum van de door de raad opgelegde schorsing.
3 BEOORDELING
Aangezien de raad aan verweerder een onvoorwaardelijke schorsing heeft opgelegd en verweerder zijn hoger beroep heeft ingetrokken, dient het hof ingevolge artikel 56 lid 5 van de Advocatenwet te bepalen wanneer de schorsing aanvangt. Het hof beslist dienaangaande als volgt.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bepaalt dat de door de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch bij beslissing van 2 september 2013 nummer OB 143-2013 opgelegde schorsing aanvangt op 17 februari 2014, of, indien verweerder alsdan niet op het tableau staat ingeschreven, aanvangt onmiddellijk aansluitend aan de dag van zijn herbeëdiging en dat de schorsing niet loopt indien verweerder uit andere hoofde is geschorst.
Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, G.J. Niezink en M.L. Weerkamp, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2014.