Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3321

Zaaknummer

6149

Inhoudsindicatie

Verweerder had een niet rechtsgeldig uitgebrachte dagvaarding aangebracht en (verstek) vonnis gevraagd. Onzorgvuldig jegens de gedaagde partij. Gegrond.

Uitspraak

         

Beslissing van 12 maart 2012

in de zaak 6149

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden (verder: de raad) van 24 juni 2011, onder nummer 63/10, aan partijen toegezonden op 27 juni 2011, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder, de onderdelen 1 en 4 gegrond zijn verklaard en onderdelen 2 en 3 ongegrond en de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 Bij beslissing van 25 juli 2011 heeft de voorzitter van dit hof het door klager tegen de beslissing van de raad ingestelde beroep, gericht tegen de door de raad  opgelegde maatregel, onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet, afgewezen.

2.2 De memorie waarbij verweerder van de beslissing van de raad in hoger beroep is gekomen, is op 25 juli 2011 ter griffie van het hof ontvangen.

2.3 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- een brief van klager, met twee bijlagen, bij het hof ingekomen op 26 september 2011.

2.4 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 16 januari 2012, waar klager en verweerder zijn verschenen.

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in:

1. Verweerder heeft willens en wetens een niet uitgebrachte dagvaarding laten inschrijven op de rol van de Rechtbank en klager bij verstek laten veroordelen.

2. (…)

3.  (…)

4. Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld. Hij had, gezien de diagonale streep op de eerste bladzijde van het exploot van dagvaarding en gezien de tekst van het briefje van de deurwaarder, moeten controleren of de dagvaarding daadwerkelijk was uitgebracht.

4 FEITEN

4.1 Het volgende is komen vast te staan.

4.2 In opdracht van een cliënte heeft verweerder klager op 7 mei 2009 doen dagvaarden tegen de zitting van de Rechtbank, sector Kanton, locatie Groningen, van 20 mei 2009. Het exploot van dagvaarding vermeldt het adres van klager en is aan klager in persoon betekend.

4.3 Nadat een poging om een oplossing in der minne te bereiken niet was geslaagd, heeft verweerder de deurwaarder opdracht gegeven klager wederom te dagvaarden.

4.4 Verweerder heeft de deurwaarder tegelijk met de dagvaarding een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie doen toekomen, waaruit bleek dat klager op het in de dagvaarding vermelde adres, hetzelfde als bedoeld onder 4.2, stond ingeschreven.

4.5 Op 16 juni 2009 heeft de deurwaarder zich op het onder 4.2 en 4.4 bedoelde adres vervoegd teneinde de dagvaarding te betekenen. De deurwaarder trof de woning leeg aan. Volgens mededeling van de cliënte van verweerder woonde klager aan de achterzijde van de woning. Verweerder stelde de deurwaarder hiervan in kennis.

4.6 Op 17 juni 2009 ontving verweerder de dagvaarding van de deurwaarder. Het document vermeldde op de eerste pagina een datum van betekening, te weten 16 juni 2009, de gestempelde naam en gegevens van de toegevoegd kandidaat-deurwaarder en de gestempelde vermelding dat afschrift was gelaten aan ‘voormeld adres in gesloten envelop (…) omdat ik aldaar niemand aantrof aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden gelaten’. Boven dit laatste stempel stond in handschrift ‘woning staat leeg’. Door de eerste pagina stond een diagonale streep van ongeveer 20 cm. Onderaan de laatste pagina is de dagvaarding door de deurwaarder getekend.

4.7 Bij brief van 17 juni 2009 deelde het deurwaarderskantoor aan verweerder mee: ‘In bovengenoemde zaak werd(en) de volgende ambtshandeling(en) voor u verricht: frustra-exploit   € ,00’.

4.8 Verweerder heeft de dagvaarding aan de griffie van het kantongerecht aangeboden en de zaak aangebracht.

4.9 Klager is bij verstekvonnis van 22 juli 2009 veroordeeld conform de eis. Tegen dat vonnis heeft klager verzet gedaan. Bij vonnis van 10 juni 2010 heeft de kantonrechter geoordeeld dat het verstekvonnis ongeldig moet worden verklaard, omdat de dagvaarding van 16 juni 2009 niet aan klager is betekend.

5 BEOORDELING

5.1 Omtrent het verwijt dat verweerder niet zorgvuldig heeft gehandeld door er zonder nader onderzoek van uit te gaan dat op 16 juni 2009 de dagvaarding aan klager was uitgebracht, overweegt het hof als volgt.

5.2 De vermelding op de dagvaarding ‘woning staat leeg’, de diagonale streep op de eerste pagina van de dagvaarding  en het gebruik van de term ‘frustra-exploit’ in de brief van het deurwaarderskantoor van 17 juni 2009 hadden, tezamen genomen, bij verweerder twijfel moeten wekken omtrent de vraag of de dagvaarding rechtsgeldig was betekend. Naar aanleiding daarvan had verweerder nader onderzoek moeten doen alvorens de dagvaarding aan de griffie van het kantongerecht aan te bieden en de zaak aan te brengen.

5.3 Met de raad is het hof van oordeel dat verweerder, door dit onderzoek na te laten, niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De grieven falen, voor zover zij dit oordeel bestrijden.

5.4 Het hof leest de beslissing van de raad ten aanzien van klachtonderdeel 1 niet aldus dat verweerder daarin tevens wordt verweten dat hij ‘willens en wetens’, dat wil zeggen: met opzet en bij volle bewustzijn, een niet uitgebrachte dagvaarding heeft laten inschrijven op de rol van de Rechtbank en klager bij verstek heeft laten veroordelen. Niet goed begrijpelijk is daarom dat de raad klachtonderdeel 1 gegrond heeft geacht. Ook het  hof ziet voor een dergelijk verwijt onvoldoende aanknopingspunten. Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de gegrondbevinding van klachtonderdeel 1 is het terecht ingesteld en in zoverre zal de beslissing van de raad worden vernietigd.

5.5 Gezien alle omstandigheden van het geval acht het hof het onder 5.3 omschreven nalaten van verweerder niet in die mate verwijtbaar dat oplegging van een maatregel aangewezen is. De beslissing tot oplegging van de maatregel van een waarschuwing zal daarom worden vernietigd. Volstaan zal worden met bekrachtiging van de gegrondverklaring van  klachtonderdeel 4.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden van 24 juni 2011, onder nummer 63/10, voor zover daarin klachtonderdeel 1 gegrond is verklaard en voor zover daarbij aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing is opgelegd;

en in zoverre opnieuw rechtdoende:

- verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond;

- bekrachtigt de beslissing, voor zover daarbij klachtonderdeel 4 gegrond is verklaard.

 

Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs. G.J. Visser, G.R.J. de Groot, H.D. Cotterell en D.J. Markx, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A.H. Holm-Robaard, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2012.