Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-12-2017
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2017:241
Zaaknummer
170192
Inhoudsindicatie
Hoger beroep tegen beslissing van de raad waarbij het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ongegrond is verklaard. Appelverbod artikel 46h lid 7 Advocatenwet. Geen grond voor doorbreking.
Uitspraak
Beslissing
van 8 december 2017
in de zaak 170192
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 23 maart 2017, onder nummer 17-112/A/NH, aan partijen toegezonden op 23 maart 2017, waarbij de plaatsvervangend voorzitter de klacht van klager tegen verweerder kennelijk ongegrond heeft verklaard, alsmede naar de beslissing van de raad van 26 juni 2017, eveneens onder nummer 17-112/A/NH, aan partijen toegezonden op 26 juni 2017, waarbij het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter ongegrond is verklaard.
De beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2017:72 en de beslissing van de raad als ECLI:NL:TADRAMS:2017:150.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 7 juli 2017 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder;
- de e-mail van klager van 15 augustus 2017.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 13 oktober 2017, waar klager is verschenen. Verweerder was met bericht van kennisgeving afwezig.
3 BEOORDELING
3.1 Het hof stelt het volgende voorop. Uit artikel 46j, leden 1 en 4, in verbinding met artikel 46h lid 7 Advocatenwet volgt dat tegen de beslissing van de raad, op het verzet van klager waarbij het verzet ongegrond is verklaard, geen rechtsmiddel openstaat. Dit rechtsmiddelenverbod kan slechts worden doorbroken als de raad deze bepalingen ten onrechte heeft toegepast, buiten het toepassingsgebied ervan is getreden, dan wel bij de behandeling van het verzet een zodanig fundamenteel rechtsmiddel heeft veronachtzaamd dat niet meer kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak. Klager heeft evenwel in hoger beroep geen toereikende gronden aangevoerd die aanleiding kunnen geven tot doorbreking van het appelverbod. Het hof overweegt als volgt.
3.2 Klager heeft in zijn appelschrift van 15 augustus 2017 als doorbrekingsgrond aangevoerd dat sprake is van een schending van fundamentele rechtsbeginselen bij de behandeling van zijn zaak door de raad. Klager beroept zich op het in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (verder: Handvest), artikel 6 EVRM en artikel 17 Grondwet gewaarborgde recht op toegang tot de rechter. Het hof begrijpt dat klager aanvoert dat deze artikelen zijn geschonden, doordat hem een instantie wordt ontnomen nu artikel 46h lid 7 Advocatenwet in de weg staat aan een beoordeling van zijn klacht door het hof.
3.3 Het recht op toegang tot een rechter is een algemeen rechtsbeginsel dat met inachtneming van artikel 17 Grondwet, artikel 6 en 13 EVRM en artikel 47 Handvest aan een ieder moet worden gewaarborgd. In het onderhavige geval heeft klager toegang tot de rechter gehad. Na onderzoek door de deken naar de klacht van klager heeft de (plaatsvervangend) voorzitter een voorzittersbeslissing gegeven, waartoe hij op grond van artikel 46j Advocatenwet bevoegd is. Klager heeft tegen die beslissing op grond van artikel 46h Advocatenwet verzet ingesteld, welk verzet ter zitting van de raad op 15 mei 2017 is behandeld. De klacht van klager is derhalve door de raad in twee instanties behandeld, zij het aanvankelijk zonder mondelinge behandeling, en na verzet met. Volgens vaste jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens waarborgt artikel 6 EVRM niet een algemeen recht op behandeling van een zaak in twee feitelijke instanties (in casu raad en hof). Uit artikel 17 Grondwet en artikel 47 Handvest volgt dit evenmin. Het beroep van klager op schending van deze artikelen slaagt dan ook niet. Dat klager het inhoudelijk niet met de beslissing van de raad eens is, levert evenmin schending van een fundamenteel rechtsbeginsel op.
3.4 Nu hetgeen klager in zijn appelschrift heeft aangevoerd geen grond voor doorbreking van het appelverbod oplevert, dient hij in zijn beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 26 juni 2017, onder nummer 17-112/A/NH.
Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. H. van Loo, A.A.H. Zegers, J.H.J.M. Mertens-Steeghs en D.J.B. de Wolff, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2017.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 8 december 2017.