Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-06-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:133

Zaaknummer

7022

Inhoudsindicatie

Klacht over kwaliteit dienstverlening ongegrond. Verweerster heeft voor aanvang hoger beroep bedongen dat zij dominus litis zou zijn. Het niet overnemen van aanvullingen van gemachtigde klager in appelschrift nijet klachtwaardig. Geen reden tot wraking. Financiële afwikkeling inclusief retentierecht correct.

Uitspraak

Beslissing van 6 juni 2014

in de zaak 7022

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

´s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 16 december 2013, onder nummer

L149-2013, aan partijen toegezonden op 17 december 2013, waarbij een klacht van klager tegen verweerster ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2013:177.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 9 januari 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de brief d.d. 30 januari 2014 van klager;

- de antwoordmemorie van verweerster;

- de brief d.d. 18 maart 2014 van klager;

- de brief d.d. 26 maart 2014 van klager;

- de e-mail d.d. 31 maart 2014 van klager.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 april 2014, waar de gemachtigde van klager, de heer X., en verweerster zijn verschenen. De heer X. heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

1. niet heeft gehandeld zoals van een professioneel advocaat verwacht mocht worden, met name blijkend uit:

- het niet bij het Hof inbrengen van alle volgens klager relevante aspecten en stukken met betrekking tot de onrechtmatigheid van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders inzake een verhaalsbijdrage,

- het niet wraken van het Hof ter zitting van 18 september 2012,

- het onbevredigende resultaat van de procedure;

2. niet de belangen van haar cliënt, klager, heeft behartigd, maar haar eigen financiële belang, voorts heeft geweigerd het dossier over te dragen voordat haar nota’s waren betaald en heeft geweigerd specificaties van haar nota’s te geven.

4 FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1 Klager is de vader van M., geboren uit een relatie tussen klager en mevrouw B. Klager is als vader onderhoudsplichtig jegens M.. Met mevrouw B is hij op enig moment overeengekomen dat hij een bedrag van € 177,- per maand aan haar betaalt als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van M.. Dit bedrag is door de rechtbank Maastricht op verzoek van klager en mevrouw B. vastgesteld bij beschikking van 17 oktober 2006. Mevrouw B heeft onder meer in de periode van 28 juni 2010 tot 23 november 2010 een (gedeeltelijke) uitkering ontvangen van de gemeente Kerkrade op grond van de Wet werk en bijstand (hierna: de Wwb). Bij beslissing van 21 juli 2010 heeft de genoemde gemeente de verhaalsbijdrage op grond van de Wwb vastgesteld op € 290,77 per maand met ingang van 28 juni 2010. In genoemde beslissing is de draagkracht van klager berekend op een bedrag van € 625,91 per maand. Bij besluit van 5 oktober 2010 is de verhaalsbijdrage bepaald op € 100,86 per maand, naast de op grond van de beschikking van 1 juli 2006 van de rechtbank Maastricht verschuldigde alimentatie en is de totale verhaalsbijdrage bepaald op € 296,63 per maand. Bij besluit van 10 februari 2011 is de verhaalsbijdrage beëindigd en is de achterstand bepaald op € 87,49.

4.2 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade heeft de rechtbank Maastricht op 1 augustus 2011 verzocht de beschikking van deze rechtbank van 17 oktober 2006 te wijzigen en de onderhoudsbijdrage voor M. ten laste van klager over de periode 28 juni tot 23 november 2010 vast te stellen op € 1.433,71, waarvan € 87,49 achterstallig.

4.3 Klager heeft tegen dit verzoek verweer gevoerd. Verweerster is daarbij als zijn advocaat opgetreden. Bij beschikking van 21 februari 2012 heeft de rechtbank het verzoek van de gemeente Kerkrade toegewezen. Klager is van die beschikking in hoger beroep gekomen. Ook in die procedure is verweerster als advocaat van klager opgetreden. Alvorens zij zich daartoe bereid verklaarde, heeft zij vanwege de toen al moeizame relatie met de gemachtigde van klager echter uitdrukkelijk bedongen dat zij ‘dominus litis’ zou zijn en dat hij zich op de achtergrond zou houden.

4.4 Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij beschikking van 23 oktober 2012 de beschikking van de rechtbank Maastricht bekrachtigd en heeft klager in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.

4.5 Tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep door het gerechtshof heeft het gerechtshof de gemeente gevraagd de draagkrachtberekening die was gevoegd bij het inleidend verzoek aan de rechtbank over te leggen, omdat deze berekening zich niet bevond bij de stukken die in het bezit waren van het gerechtshof. De gemeente heeft aan dat verzoek voldaan.

4.6 De toevoegingsaanvraag van klager voor de procedure bij het gerechtshof is afgewezen. Verweerster heeft klager bijgestaan op basis van een uurtarief van € 135,- per uur, exclusief btw en 5% kantoorkosten. Klager heeft zich op enig moment tot een andere advocaat gewend. Verweerster heeft de afgifte van het dossier afhankelijk gesteld van betaling van haar openstaande declaraties. Op verzoek van klager heeft verweerster van haar declaraties specificaties aan klager verstrekt. 

5 BEOORDELING

5.1 De gemachtigde van klager heeft in zijn beroepschrift en de overige door hem in het geding gebrachte stukken onder meer uitvoerig de wettelijke grondslag van het verhaalsrecht van de gemeente bestreden, alsmede de bevoegdheid van de gemeente om aan de rechter wijziging te vragen van een op verzoek van partijen vastgestelde kinderalimentatie. Voorts stelt hij zich op het standpunt dat kinderalimentatie niet kan worden aangewend voor de financiering van de Wwb, stelt hij in zijn stukken de verplichte procesvertegenwoordiging ter discussie, alsmede de vraag of het redelijk is dat het honorarium van advocaten onderhevig is aan btw. Wat er van al die onderwerpen ook zij, het is niet aan de tuchtrechter om daarover te oordelen. De tuchtrechter kan slechts oordelen of verweerster jegens klager heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij als advocaat jegens klager behoorde te betrachten.

5.2 De klacht heeft betrekking op de wijze waarop verweerster klager heeft bijgestaan voor het gerechtshof. Klager verwijt verweerster dat zij bij het gerechtshof niet alle volgens klager relevante aspecten en stukken met betrekking tot de onrechtmatigheid van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Kerkrade inzake de verhaalsbijdrage heeft ingebracht. Uit de stukken die zich in het dossier bevinden blijkt dat de gemachtigde van klager zich intensief heeft bemoeid met de te volgen strategie. Verweerster heeft zowel aan klager als aan de gemachtigde van klager bij e-mail van woensdag 16 mei 2012 geschreven: “Bijgaand het verzoekschrift in hoger beroep welke ik voornemens ben a.s. vrijdag te verzenden. Behoudens overduidelijke onwaarheden/(spel)fouten, zal het verzoekschrift in deze vorm verzonden worden.”

De gemachtigde van klager heeft daarop op donderdag 17 mei 2012 een fax aan verweerster gestuurd waarin hij onder meer schrijft: “Naar aanleiding van uw onderstaand e-mail heb ik u zojuist namens (hof: klager) een fax toegezonden met nog door ons voorgestelde mogelijke aanvullingen op het verzoekschrift. (…)Zoals in de aanbiedingsbrief van de fax al is opgenomen, dienen deze aanvullingen slechts in constructieve zin ter nadere verduidelijking, zeker met het oog op de bestuursrechtelijke ontwikkelingen en ook nu voor ons nog steeds volstrekt niet duidelijk is wat de burgerlijke rechter bewogen heeft om te kunnen komen tot haar onbegrijpelijke uitspraak van 21 februari 2012 (…)”.

Het verzoek in hoger beroep van verweerster besloeg iets meer dan twee A-4tjes. Na de mogelijke aanvullingen van de gemachtigde van klager besloeg het verzoek meer dan vijf A-4tjes. Verweerster heeft daarop bij e-mail van vrijdag 18 mei 2012 aan klager geschreven: “Zoals ik u reeds bij e-mail van 16 mei jl. meedeelde, zal ik uitsluitend aanpassingen aangaande onjuistheden/spelfouten verrichten (onder punt 6 en III). Het verzoekschrift in hoger beroep zal aldus conform (aangepast) concept (zie bijlage) verzonden worden.” Aldus heeft verweerster het merendeel van de door de gemachtigde van klager voorgestelde mogelijke aanvullingen niet overgenomen.

5.3 Het hof acht de hiervoor omschreven handelwijze van verweerster niet klachtwaardig. De beroepstermijn verstreek op maandag 21 mei 2012. Wellicht had verweerster aan klager in  haar e-mail van 18 mei 2012  met iets meer uitleg moeten berichten waarom zij het merendeel van de voorgestelde aanvullingen van zijn gemachtigde niet overnam, maar die omissie maakt niet dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. De beroepstermijn verstreek op maandag 21 mei 2012 en het was zaak dat het verzoek in hoger beroep tijdig werd ingediend. Bovendien had verweerster - kennelijk juist om deze discussie te vermijden, althans te beperken – uitdrukkelijk op voorhand afgesproken met klager en zijn gemachtigde dat de gemachtigde zich op de achtergrond zou houden en de leiding van de zaak bij verweerster zou laten. 

5.4 Voorts verwijt klager verweerster dat zij niet alle relevante stukken bij het gerechtshof heeft ingediend en hem er niet van in kennis heeft gesteld dat het gerechtshof om nadere stukken had gevraagd en hem, voor de toezending daarvan, niet eerst om instemming heeft gevraagd. Dit verwijt gaat niet op. Het is gebruikelijk in hoger beroep alle stukken van de eerste aanleg bij het verzoek in hoger beroep te voegen. Op enig moment ontving verweerster van het gerechtshof het verzoek  ontbrekende stukken in te zenden. Verweerster heeft op dat moment gebeld met de griffier van het gerechtshof om te vragen welke stukken het betrof en heeft die stukken die de griffier noemde vervolgens nagezonden. Verweerster hoefde klager daarvan niet op de hoogte te stellen of zijn instemming te vragen om reden dat alle stukken van de eerste aanleg bij klager bekend waren. Ter zitting van het gerechtshof bleek dat het gerechtshof ook niet beschikte over de draagkrachtberekening die de gemeente bij haar verzoek aan de rechtbank had gevoegd en die dus ook bij klager bekend was. De gemachtigde van de gemeente heeft die berekening ter zitting van het gerechtshof alsnog aan de leden van het gerechtshof overhandigd. Het hof vermag niet in te zien waarom verweerster daartegen bezwaar had moeten maken of zelfs, zoals klager stelt, het gerechtshof had moeten wraken. De gemachtigde van klager heeft ter zitting van dit hof gesteld dat de draagkrachtberekening van de gemeente aantoonbaar onjuist was omdat de zorgverzekeringspremie daarin niet was opgenomen. Wat daarvan zij, dan nog behoorde het gerechtshof te beschikken over de draagkrachtberekening die als bijlage onderdeel uitmaakte van het inleidend verzoek aan de rechtbank. Bezwaar maken tegen het op verzoek van het gerechtshof overleggen door de gemeente van de berekening had geen enkele zin. Van klachtwaardig handelen door verweerster op dit punt is geen sprake.

5.5 Dat klager en zijn gemachtigde niet tevreden zijn met de uitkomst van de procedure is duidelijk, doch van die uitkomst kan verweerster geen verwijt worden gemaakt. Verweerster heeft namens klager het gerechtshof verzocht de beschikking van de rechtbank in hoger beroep te vernietigen. Het hof heeft dat verzoek, gelet op de wettelijke bepalingen zoals vervat in de Wwb, niet gehonoreerd. Dat klager door het hof is ‘afgerekend’ door toedoen van verweerster zoals klager stelt, blijkt geenszins uit de beschikking van het gerechtshof en is een onjuiste conclusie van klager. Er is eerder sprake van te hoog gespannen verwachtingen van (de gemachtigde van) klager over de gegrondheid en juistheid van zijn argumenten.

5.6 Ook het verwijt dat verweerster haar eigen financiële belang voorop heeft gesteld en niet dat van klager gaat niet op. De toevoegingsaanvraag van klager voor het hoger beroep was afgewezen. Niettemin wenste klager in hoger beroep te komen van de beschikking van de rechtbank. Verweerster heeft klager tegen een zeer redelijk uurtarief bijgestaan. Toen klager niet betaalde maar wel wilde dat verweerster het dossier aan een andere advocaat ter beschikking stelde, heeft verweerster advies gevraagd aan de deken. Naar aanleiding van dat advies heeft verweerster het dossier niet afgestaan. Daarmee heeft zij behoedzaam gebruik gemaakt van haar retentierecht, nog daargelaten dat gesteld noch gebleken is dat klager niet beschikte over kopieën van alle gewisselde processtukken, zodat een opvolgend advocaat ook zonder te beschikken over het dossier van verweerster de mogelijkheid van beroep in cassatie zonder meer kon beoordelen. De raad heeft ook dit klachtonderdeel op juiste gronden ongegrond verklaard. Verweerster heeft specificaties van haar declaraties aan klager ter hand gesteld. Wat er onduidelijk of onjuist is aan die specificaties heeft klager in hoger beroep niet onderbouwd, zodat het hof ook dat klachtonderdeel ongegrond acht.

5.7 Het voorgaande betekent dat het hoger beroep wordt verworpen en dat de bestreden beslissing zal worden bekrachtigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van 16 december 2013 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch met nummer L149-2013.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. L. Ritzema, P.T. Gründemann, R. Verkijk en A.J. Louter, leden, in tegenwoordigheid van

mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2014.