Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-01-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:20

Zaaknummer

17-841/DB/LI

Inhoudsindicatie

Klager was op moment van verzoek al geen bestuurder meer van de Stichting Derdengelden en gedrag van verweerder is, gezien de dusdanige verslechterde verhouding tussen klager en verweerder niet van dien aard dat hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 12 januari 2018

in de zaak 17-841/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klager

tegen:

 

 

verweerder

 

 

 

 

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 17 oktober 2017 met kenmerk K17-088, door de raad ontvangen op 19 oktober 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1      Klager heeft tot 7 september 2014 tezamen met verweerder een Stichting Derdengelden bestuurd. Ter zake de door deze Stichting gebruikte bankrekening waren klager en verweerder gezamenlijk bevoegd.

1.2      Op 22 maart 2017 heeft klager een viertal door hem ingevulde en door hem ondertekende betaalopdrachten overhandigd met het verzoek om voor medeondertekening en inzending naar de bank zorg te dragen. Verweerder heeft niet aan de – na 22 maart 2017 – herhaalde verzoeken van klager voldaan. Verweerder heeft klager om nadere informatie verzocht.

1.3      Verweerder heeft op 30 maart 2017 na overleg met de toenmalige deken de bankrekening laten blokkeren.

1.4      Bij een gelegenheid heeft verweerder door klager aan hem aangereikte dossiers op de grond gegooid. Bij een andere gelegenheid is verweerder, toen klager hem stukken overhandigde, in lachen uitgebarsten.

1.5      Bij brief van 24 april 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend tegen verweerder.

 

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    weigert een tweede handtekening te zetten ter uitvoering van betaalopdrachten op de derdengeldrekening;

2.    zich onnodig grievend en denigrerend uitlaat jegens klager.

 

 

3             VERWEER

3.1      Klachtonderdeel 1

De klacht is ongegrond. Klager is reeds op 7 september 2014 als bestuurder van de Stichting Derdengelden uitgetreden. Sindsdien is verweerder de enige bestuurder en is van gezamenlijke bevoegdheid geen sprake. Klager heeft inderdaad een viertal betalingsopdrachten ten laste van de derdengeldrekening aan verweerder overhandigd, maar deze opdrachten waren niet voorzien van enig onderliggend stuk en klager wilde deze ook niet aan verweerder verstrekken. Cliënten hebben aangegeven niet (volledig) akkoord te zijn met de overboekingen. In overleg met de toenmalige deken is besloten om de derdengeldrekening te blokkeren.

3.2      Klachtonderdeel 2

Verweerder erkent dat hij eenmaal boos is geworden en stukken op de grond heeft gegrond en dat hij bij een andere gelegenheid in lachen is uitgebarsten, maar gegeven de omstandigheden waaronder dit plaatsvond en het gedrag van klager zelf zijn deze gedragingen van verweerder niet onbetamelijk.

 

 

4             BEOORDELING

4.1      Klachtonderdeel 1

Uit de overgelegde stukken blijkt dat klager sinds 7 september 2014 geen bestuurder meer is van de Stichting Derdengelden, zodat door hem vanaf dat moment geen betaalopdrachten meer konden worden gegeven c.q. uitgevoerd. Verweerder was derhalve niet verplicht om gevolg te geven aan de verzoeken die klager hem vanaf 22 maart 2017 heeft gedaan. Nu klager op 22 maart 2017 en in de periode daarna geen bestuurder meer was van de Stichting Derdengelden en verweerder om die reden niet verplicht was om gevolg te geven aan de verzoeken die klager hem vanaf 22 maart 2017 heeft gegeven, mist dit klachtonderdeel naar het oordeel van de voorzitter feitelijke grondslag. Klachtonderdeel 1 is  derhalve naar het oordeel van de voorzitter kennelijk ongegrond.

4.2      Klachtonderdeel 2

Verweerder heeft erkend dat de hem verweten gedragingen feitelijk hebben plaatsgevonden. De voorzitter is evenwel van oordeel dat, gezien het onderliggende geschil tussen klager en verweerder en de dusdanig verslechterde verhouding tussen hen, het gedrag van verweerder niet van dien aard is dat hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Ook dit klachtonderdeel is naar het oordeel van de voorzitter kennelijk ongegrond.

4.3      Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. M.E. Bartels, voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier op 12 januari 2018.

 

 

Griffier                                            Voorzitter

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 februari 2018

verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

 

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 1190, 4801 BD Breda .  Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ) waarin de gronden van het verzet gemotiveerd worden omschreven. In het verzetschrift moet u uitleggen waarom u het niet eens bent met de beslissing van de voorzitter dat de klacht kennelijk ongegrond of kennelijk niet-ontvankelijk is. U mag daarin ook nader toelichten waarom de klacht volgens u gegrond is.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift dus ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl