Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:285

Zaaknummer

7100

Inhoudsindicatie

Klachten over excessief declareren, niet verrekenen van een voorschot en het maken van fouten in de procedure ongegrond. Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat schikking zo is geïnterpreteerd dat ook het betaalde voorschot onder de regeling viel.

Uitspraak

Beslissing van 15 september 2014

in de zaak 7100

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerster sub 1

en:

verweerder sub 2

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 24 februari 2014, onder nummer OB171 2013 en OB172-2013, aan partijen toegezonden op 25 februari 2014, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerders ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2014:27.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 26 maart 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    brief van verweerders van 7 juli 2014.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 14 juli 2014, waar X. bijgestaan door mr. Y., en beide verweerders zijn verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet door:

1.    bij het vaststellen van hun declaratie in strijd te handelen met gedragsregel 25;

2.    klaagster in strijd met gedragsregel 11 niet direct op de hoogte te brengen van een door verweerders gemaakte misslag;

3.    een voorschot ten onrechte niet te verrekenen;

4.    in strijd met gedragsregel 27 lid 3 na te laten de openstaande declaraties door de Raad van Toezicht te laten begroten.

3.2    Toelichting:

Ad klachtonderdeel 1

De verrichte en in rekening gebrachte werkzaamheden staan niet in verhouding tot het belang van de zaak. Het ging om een eenvoudig executie kort geding

Ad klachtonderdeel 2

Bij de behandeling van de bodemprocedure zijn aanzienlijke fouten gemaakt. Dit blijkt uit het kort geding vonnis. Uit de onder 2.2 weergegeven overweging van de voorzieningenrechter blijkt dat verweerders een misslag hebben gemaakt.

Verweerders hebben klaagster hier niet direct van op de hoogte gebracht.

Ad klachtonderdeel 3

Over de openstaande declaraties is een minnelijke regeling tot stand gekomen. Klaagster heeft het afgesproken bedrag betaald. Later is klaagster gebleken dat een door haar betaald voorschot niet was verrekend. Verweerders hebben geweigerd het voorschot terug te betalen. Tijdens de onderhandelingen over de minnelijke regeling is het voorschot nooit aan de orde gekomen.

Ad klachtonderdeel 4

Omdat klaagster het betaalde voorschot gerestitueerd wilde zien waren verweerders verplicht om de declaratie ter begroting in te dienen.

4    FEITEN

4.1    Het volgende is komen vast te staan:

Verweerder sub 2 heeft voor klaagster in mei 2010 de behandeling van een IE-zaak overgenomen van de vorige advocaat. Er was een bodemprocedure aanhangig waarin een akte wijziging eis moest worden ingediend. Het belang in de bodemprocedure betrof een bedrag van ongeveer € 750.000,--. Tevens moest een kort geding worden opgestart in verband met een door de wederpartij aangezegde executie van een dwangsom van € 25.000. Het kort geding, dat behandeld is door verweerster sub 1, diende op 27 augustus 2010 en werd beëindigd met een voor klaagster gunstig vonnis van 10 september 2010. Op 22 september 2010 heeft klaagster aangegeven dat zij de behandeling wilde overdragen aan een andere advocaat. Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen de door verweerders verzonden declaraties. Verweerders hebben de declaraties op 7 mei 2012 ter begroting voorgelegd aan de raad van toezicht, die op 8 april 2013 de declaraties conform heeft begroot.

5    BEOORDELING

5.1    Klaagster heeft, zakelijk weergegeven, grieven gericht tegen de ongegrondverklaring van alle klachtonderdelen.

5.2    Met betrekking tot klachtonderdeel 3 zijn ter zitting van het hof door verweerders, met instemming van klaagster, nog de volgende stukken overgelegd:

-    brief van klaagster aan verweerster sub 1 d.d. 22 november 2010;

-    e-mail van verweerster sub 1 aan klaagster van 30 november 2010 met creditnota van 7 december 2010 en begeleidend briefje van 8 december 2010.

In de brief van klaagster van 22 november 2010 stelt zij voor ter finale kwijting aan verweerders nog te betalen een bedrag van € 16.000,-- excl. btw. Verweerster sub 1 heeft daarop op 30 november 2010 geantwoord dat verweerders bereid zijn dit te accepteren (mits binnen een week overgemaakt) ter algehele en finale kwijting. De creditnota van 7 december 2010 van € 4.652,78 incl. btw heeft hierop betrekking.

5.3    Het hof overweegt dat het tot verrekening van het voorschot met een (slot)declaratie nog niet was gekomen omdat er nog geen slotdeclaratie was verstuurd. Deze is uiteindelijk ook nimmer verstuurd omdat partijen bij de beëindiging van de werkzaamheden van verweerders voor klaagster een schikking hebben getroffen over het door klaagster op de openstaande declaraties nog te betalen bedrag. Naar het oordeel van het hof is het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerders deze afspraak zo hebben geïnterpreteerd dat onder de algehele en finale kwijting ook het op 4 juni 2010 door klaagster betaalde voorschot van € 4.165,-- viel. De financiële afwikkeling heeft uiteindelijk aldus plaatsgevonden dat verweerders aan klaagster een creditnota hebben gezonden voor het kwijtgescholden bedrag. Dat klaagster zich op het moment dat de schikking werd getroffen niet meer herinnerde dat zij (ruim 5 maanden daarvoor) ook een voorschot had betaald – zodat zij, had zij zich dat gerealiseerd, wellicht een ander schikkingsvoorstel had willen doen - komt voor haar rekening.

5.4    Met betrekking tot de klachtonderdelen 1, 2 en 4 overweegt het hof dat het onderzoek in hoger beroep niet heeft geleid tot de vaststelling van andere feiten of tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.5    De grieven van klaagster falen en de bestreden beslissing zal worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

        bekrachtigt de beslissing, waarvan beroep.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. H. van Loo, A.A.H. Zegers, T.E. van der Spoel en N.H. van Everdingen, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2014.