Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-02-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2018:37

Zaaknummer

17-1060/A/NH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Niet gebleken dat verweerder de advocaat van klaagster, de rechtbank en/of het hof heeft misleid. Klaagster heeft voorts onvoldoende feitelijk onderbouwd dat verweerder de notaris van onjuiste informatie zou hebben voorzien. Dat verweerder navraag heeft gedaan bij de notaris moet functioneel en proportioneel worden beschouwd.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 2 februari 2018

in de zaak 17-1060/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 21 december 2017 met kenmerk td/np/16-422, door de raad ontvangen op 22 december 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. Tevens heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klaagster aan de raad van 8 januari 2018.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klaagster heeft een langlopend geschil met haar vader, die tevens haar buurman is, over het gebruik van grond rond de woning van klaagster. Tussen klaagster en haar vader hebben verschillende procedures plaatsgevonden. Verweerder staat de vader van klaagster in die procedures bij.

1.2 In het kader van een door de vader van klaagster tegen klaagster aangespannen kortgedingprocedure om de executie van een tegen hem gewezen verstekvonnis van 18 januari 2012 te verbieden is er ten overstaan van de voorzieningenrechter op 7 juli 2014 tussen klaagster en haar vader een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Daarin zijn zij, kort gezegd, overeengekomen dat de vader van klaagster het stuk grond aan klaagster zal verkopen onder de in de vaststellingsovereenkomst genoemde bedingen (die in de door verweerder op te stellen koopakte zullen worden opgenomen).

1.3 Bij vonnis van 2 december 2014 heeft de voorzieningenrechter in conventie bepaald dat de vaststellingsovereenkomst bij wijze van ordemaatregel op nader in dat vonnis geformuleerde wijze moet worden aangevuld en/of gewijzigd. Een van de aanvullingen/wijzigingen komt erop neer dat partijen binnen vier weken een afspraak maken om bij een notaris te verschijnen waarbij de juridische levering van het stuk grond zal plaatsvinden en dat de vader van klaagster ervoor zorg dient te dragen dat de hypotheek die rust op het over te dragen stuk grond zal zijn geroyeerd. Voorts is er een dwangsom bepaald.

1.4 Het stuk grond zou op 31 december 2014 aan klaagster worden overgedragen. Klaagster is echter niet op de afspraak bij de notaris verschenen. De grond is dan ook niet overgedragen en de hypotheek is niet doorgehaald.

1.5 Door de vader van klaagster is vervolgens een kort gedingprocedure gestart tot nakoming door klaagster van de verplichtingen die voortvloeien uit het vonnis van 2 december 2014, op straffe van verbeurte van hogere dwangsommen dan in het vonnis van 2 december 2014 was bepaald. Bij vonnis van 16 juni 2015 heeft de voorzieningenrechter de vordering van de vader van klaagster deels toegewezen. In het vonnis staat, voor zover hier relevant:

“4.1. Gedaagde [klaagster, vzt] heeft betwist dat zij haar verplichting om bij de notaris te verschijnen en daar het restant van de koopsom te voldoen, niet is nagekomen. Volgens gedaagde diende eiser [de vader van klaagster, vzt] immers eerst zorg te dragen voor royement van het hypotheekrecht van zijn ex-echtgenote en heeft eiser hier niet aan voldaan. Eiser heeft gesteld dat het royement van dit hypotheekrecht gelijktijdig met de overdracht bij de notaris zou plaatsvinden. Eiser heeft daarnaast toegelicht dat de notaris telefonisch contact heeft gehad met de ex-echtgenote van eiser en dat de notaris alles “panklaar” had voor de overdracht. Ter zitting heeft de advocaat van eiser echter bevestigd dat de ex-echtgenote van eiser geen volmacht aan de notaris heeft verleend tot royement van het hypotheekrecht. Volgens eiser blijkt ook uit een brief van zijn ex-echtgenote dat zij instemt met de verkoop van de grond aan gedaagde. Met de toestemming van de ex-echtgenote voor de verkoop van de grond, is echter nog niet het betreffende hypotheekrecht doorgehaald.”

1.6 Omdat de vader van klaagster volgens klaagster zijn verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst van 7 juli 2014 in samenhang met het vonnis van 2 december 2014 niet nakwam, onder meer door de hypotheek niet te royeren, en hij volgens klaagster dwangsommen had verbeurd, heeft klaagster ten laste van haar vader verschillende executoriale beslagen doen leggen.

1.7 Op 21 juli 2015 heeft de vader van klaagster klaagster in kort geding gedagvaard en (primair) opheffing van de executoriale beslagen gevorderd. Bij vonnis van 25 augustus 2015 heeft de voorzieningenrechter één van de gelegde executoriale belagen opgeheven. In het vonnis staat, voor zover relevant:

4.5. Zoals uit de overgelegde stukken blijkt, is de aanzegging van de dwangsommen en de daaruit voortvloeiende executie mede ingegeven door de stelling van [klaagster] dat [de vader van klaagster] er nog steeds niet voor zorg gedragen heeft dat het bij partijen over te dragen stuk grond vrij is van hypotheek. In het vonnis van 16 juni 2015 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat [de vader van klaagster] gehouden is om vóór overdracht via een uittreksel uit het kadaster aan [klaagster] aan te tonen dat de desbetreffende hypotheek is geroyeerd. [De vader van klaagster] beschikt inmiddels over een notariële volmacht van zijn ex-vrouw waarin deze voorwaardelijk (indien er sprake is van overdracht van het bewuste stuk grond) instemt met doorhaling van de hypotheek. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [de vader van klaagster] daarmee voldaan heeft aan zijn verplichting ten aanzien van de hypotheek.”

1.8 Op 30 november 2015 heeft de levering van het stuk grond aan klaagster plaatsgevonden.

1.9 De vader van klaagster is in hoger beroep gekomen van het vonnis van 16 juni 2015. Bij arrest van 12 januari 2016 heeft het hof het vonnis van 16 juni 2015 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vordering van de vader van klaagster alsnog toegewezen.

1.10 De vader van klaagster is ook in hoger beroep gekomen van het vonnis van 25 augustus 2015. Bij arrest van 11 oktober 2016 heeft het hof het vonnis van 25 augustus 2015 gedeeltelijk vernietigd en, opnieuw rechtdoende, ook de overige door klaagster ten laste van haar vader gelegde executoriale beslagen opgeheven.

1.11 Bij brief van 4 januari 2017 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De voorzitter begrijpt de klacht van klaagster aldus dat verweerder volgens haar tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) heeft gesteld dat de moeder van klaagster de notaris een voorwaardelijke volmacht tot royering van haar hypotheek op het door klaagster aan te kopen perceel heeft verleend, terwijl de moeder van klaagster helemaal geen voorwaarde heeft gesteld aan de volmacht, en doordat hij schriftelijk heeft aangegeven dat er al een royementsakte is overgelegd, hetgeen onjuist is. Hierdoor heeft verweerder de advocaat van klaagster, de rechtbank en het hof misleid;

b) de notaris van onjuiste, althans onvolledige kadastrale informatie heeft voorzien;

c) de privacy van klaagster heeft geschonden en haar in een kwaad daglicht heeft gesteld bij derden;

d) ongeoorloofde middelen gebruikt.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht ziet op het handelen van verweerder als advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Klaagster verwijt verweerder dat hij heeft gesteld dat haar moeder de notaris een voorwaardelijke volmacht heeft verleend om de hypotheek op het door klaagster aan te kopen stuk grond te royeren, hetgeen volgens klaagster onjuist is, en dat hij schriftelijk heeft aangegeven dat er een royementsakte was, terwijl die er helemaal niet was en er ook niet zal komen, aldus klaagster.

4.3 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerder heeft toegelicht dat hij in het kort geding dat heeft geleid tot het vonnis van 25 augustus 2015 een verklaring van de moeder van klaagster heeft overgelegd waarmee het bewijs werd geleverd dat de hypotheek kon worden geroyeerd, mits klaagster zou meewerken aan de overdracht van het stuk grond. De rechter heeft dat getoetst en juist bevonden. Dat is de door klaagster aangehaalde “royementsakte” waarvan klaagster stelt dat die nooit is overgelegd, aldus verweerder. Hiertegenover heeft klaagster haar klacht niet onderbouwd. Ook het klachtdossier biedt geen aanknopingspunten voor de stelling van klaagster dat verweerder haar advocaat, de rechtbank en/of het hof op dit punt zou hebben misleid. Integendeel, de voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 25 augustus 2015 overwogen dat de vader van klaagster beschikt over een notariële volmacht van zijn ex-vrouw waarin deze voorwaardelijk (indien er sprake is van overdracht van het bewuste stuk grond) instemt met doorhaling van de hypotheek. Dat verweerder zich in de procedures (kennelijk) op datzelfde standpunt heeft gesteld is dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel a) is derhalve kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.4 In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij de notaris van onjuiste, althans onvolledige kadastrale informatie heeft voorzien.

4.5 De voorzitter is van oordeel dat klaagster dit klachtonderdeel onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Onduidelijk is om welke informatie het precies gaat, waarom deze informatie onjuist/onvolledig zou zijn en – indien dit laatste het geval was – hoe verweerder daarvan op de hoogte was. Ook is onduidelijk in welk opzicht klaagster daardoor in haar belangen is geschaad, mede gelet op het feit dat een notaris vooraf concepten van te passeren akten pleegt te versturen. Ook klachtonderdeel b) is derhalve kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdelen c) en d)

4.6 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.7 Klaagster verwijt verweerder in klachtonderdeel c) dat hij haar in een kwaad daglicht heeft gesteld bij derden. Dit klachtonderdeel ziet kennelijk op het navragen door verweerder bij de notaris over de reden waarom de levering van het stuk grond in december 2014 geen doorgang had gevonden. In klachtonderdeel d) verwijt klaagster verweerder dat hij ongeoorloofde middelen gebruikt.

4.8 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerder heeft toegelicht dat hij de informatie heeft opgevraagd omdat het van belang was om te weten aan wie van partijen het te wijten was dat de overdracht van het stuk grond niet was doorgegaan, en wie dus moest opdraaien voor de daaruit voortvloeiende juridische consequenties. Klaagster verweet haar vader immers dat hij niet had voldaan aan op hem in dat kader rustende verplichtingen. Verweerder heeft de betreffende informatie van de notaris gekregen en die informatie ingebracht als bewijsmateriaal in de daaropvolgende procedure, aldus verweerder.

4.9 Gelet op de toelichting van verweerder, die klaagster niet heeft betwist, is de voorzitter van oordeel dat het navraag doen bij de notaris functioneel en proportioneel moet worden beschouwd bij de taak van verweerder als advocaat van de vader van klaagster en dat hij daarmee de grenzen van de hem toekomende vrijheid niet heeft overschreden. Dat verweerder overigens ongeoorloofde middelen heeft gebruikt, heeft klaagster onvoldoende onderbouwd. Ook klachtonderdelen c) en d) zijn kennelijk ongegrond.

4.10 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 2 februari 2018.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 2 februari 2018 verzonden.