Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:143

Zaaknummer

7281

Inhoudsindicatie

Verwijt gegrond dat verweerder onvoldoende (financiele) apspraken maakte. Waarschuwing.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 18 mei 2015

in de zaak 7281

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 22 augustus 2014, onder nummer 80/13, aan partijen toegezonden op 25 augustus 2014, waarbij de klacht van klager tegen verweerder voor wat betreft klachtonderdeel e) gegrond is verklaard en verweerder de maatregel van berisping is opgelegd en deze klacht voor wat betreft klachtonderdelen a) tot en met d) ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2014:298.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 19 september 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 13 maart 2015, waar alleen verweerder is verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en in hoger beroep nog van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    (…)

b)    (…)

c)    (…)

d)    (…)

e)    klager verweerder uitdrukkelijk opdracht heeft gegeven zijn belangen in voornoemde kwesties te behartigen. Er is nooit gesproken over de totale kosten hiervoor en er is nooit een uurtarief afgesproken. De rekeningen zijn achteraf opgesteld. De voorschotnota van € 10.000 op 19 september 2011 is gezonden aan het adres van het bedrijf dat al sinds 26 augustus 2011 was gesloten. Klager heeft deze rekening nooit gezien.

4    FEITEN

4.1    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1        Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. Verweerder voert weliswaar in hoger beroep aan dat er wel financiële afspraken zijn gemaakt maar deze gestelde afspraken zijn door klager betwist en zijn overigens niet schriftelijk vastgelegd wat verweerder gelet op gedragsregel 23 wel had moeten doen. Ook heeft verweerder geen toereikende uitleg kunnen geven voor het feit dat hij zijn einddeclaratie pas circa een jaar nadat hij zijn werkzaamheden had beëindigd, heeft verzonden.

5.2    De grieven van klager gericht tegen klachtonderdeel e) slagen derhalve niet. De beslissing van de raad dient in zoverre te worden bekrachtigd.

5.3    Anders dan de raad heeft overwogen acht het hof de maatregel een enkele waarschuwing passend en geboden. De eerder opgelegde maatregelen uit respectievelijk 1995 en 1997 zijn te gedateerd en overigens van te weinig gewicht om nu voor deze klacht een zwaardere maatregel te kunnen rechtvaardigen.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 22 augustus 2014 gewezen onder nummer 80/13 voor zover verweerder daarbij de maatregel van een berisping is opgelegd;

-    legt verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op;

-    bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 22 augustus 2014 gewezen onder nummer 80/13 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G.J. Visser, D.J. Markx, H.J. de Groot en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A.H.

Holm-Robaard, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2015.