Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-11-2016
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2016:208
Zaaknummer
160068
Inhoudsindicatie
Naar de kern genomen berust het verwijt aan verweerder, dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door de kosten voor zijn werkzaamheden bij klaagster in rekening te brengen, op de stelling dat die werkzaamheden uitsluitend betrekking hadden op aangelegenheden en procedures voor en ten behoeve van K/E.
Inhoudsindicatie
Gelet op hetgeen over en weer is aangevoerd, kan volgens het hof niet worden gezegd dat de opvatting van de bestuurder van klaagster dat mede het eigen vennootschappelijk belang in het geding zo zeer van elke grond was ontbloot dat verweerder (alsnog) ervan had moeten afzien de kosten van de in opdracht van klaagster verrichte werkzaamheden aan zijn cliënte in rekening te brengen.
Uitspraak
De Beslissing
van 14 november 2016
in de zaak 160068
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 1 februari 2016, onder nummer 35/15, aan partijen toegezonden op 3 februari 2016, waarbij de klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2016:25.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 2 maart 2016 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder van 18 april 2016.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 19 september 2016, waar zijn verschenen mr. W, gemachtigde van klaagster, W namens klaagster, verweerder en mr. K, gemachtigde van verweerder. Mr. W heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder werkzaamheden, die feitelijk zijn verricht in opdracht en uitsluitend ten behoeve van één aandeelhouder, E B.V., ten onrechte in rekening heeft gebracht aan klaagster (de werkmaatschappij) in opdracht van K.
3.2 Ter onderbouwing van haar stelling heeft klaagster aangevoerd dat zij, als werkmaatschappij, op geen enkele wijze betrokken was bij het geschil tussen de beide aandeelhouders van klaagster. Dit betrof de machtsstrijd in de AVA. De werkzaamheden van verweerder hadden betrekking op het geschil tussen de aandeelhouders. In dat verband zijn twee procedures gevoerd. K heeft, als toenmalig enig bestuurder van klaagster, in totaal € 72.152,26 betaald aan verweerder ten laste van klaagster, waardoor het eigen vermogen van klaagster is afgekalfd tot een negatief vermogen.
4 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
4.1 Klaagster heeft twee aandeelhouders, te weten de besloten vennootschap W B.V. (hierna: W) en de besloten vennootschap E B.V. (hierna: E). W houdt 35 aandelen A en 1 aandeel B in klaagster; E houdt 34 aandelen B in klaagster. Als bestuurder van E is opgetreden K. Laatstgenoemde trad daarnaast tot 10 april 2014 ook op als (enig) bestuurder met zelfstandige bevoegdheid van klaagster. Tussen beide aandeelhouders zijn twee procedures gevoerd; een kort geding met betrekking tot het uitschrijven van een Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) en een bodemprocedure met als inzet de levering van een enkel aandeel genummerd B35 in klaagster door W aan E, waardoor er een 50%/50% aandelenverhouding zou ontstaan. Verweerder trad in de procedures op als advocaat van E.
4.2 Verweerder heeft in de periode van 13 november 2012 tot en met 14 mei 2014 16 declaraties verstuurd op naam van klaagster voor een totaal bedrag van € 77.231,04. Behalve de laatste declaratie van 14 mei 2014, zijn deze declaraties voldaan door middel van betalingsopdrachten van K in zijn hoedanigheid van bestuurder van klaagster, met zelfstandige bevoegdheid.
4.3 Bij brief van 12 november 2014 heeft klaagster zich bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland beklaagd over verweerder.
5 BEOORDELING
5.1 De raad heeft de Advocatenwet zoals deze gold tot 1 januari 2015 op de onderhavige zaak toegepast. Omdat de klacht is ingediend voor 1 januari 2015 zal ook het hof de Advocatenwet toepassen die gold tot genoemde datum.
5.2 De raad heeft de klacht ongegrond verklaard en daartoe, samengevat, overwogen dat verweerder heeft kunnen menen dat de opdracht tot het verrichten van de werkzaamheden namens de vennootschap aan hem is gegeven door K als de toenmalige bevoegde bestuurder omdat het om een vennootschappelijk belang ging, te weten beleidsproblematiek in de vennootschap door toedoen van de meerderheidsaandeelhouder, en dat verweerder de kosten van zijn inschakeling aan klaagster in rekening heeft mogen brengen, waarbij in aanmerking wordt genomen dat ten aanzien van het in rekening brengen van die kosten de concept-notulen van 22 november 2013 van de AVA van klaagster inhouden dat, op voorstel van de advocaat van W, deze kosten door de vennootschap worden betaald, zonder dat tegen deze zinsnede bezwaar is gemaakt.
5.3 Klaagster bestrijdt deze overwegingen met vijf grieven. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zij beogen de beoordeling van de klacht in volle omvang aan het hof voor te leggen.
5.4 Naar de kern genomen berust het verwijt aan verweerder, dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door de kosten voor zijn werkzaamheden bij klaagster in rekening te brengen, op de stelling dat die werkzaamheden uitsluitend betrekking hadden op aangelegenheden en procedures voor en ten behoeve van K/E, nu zij erop gericht waren om de invloed van W als meerderheidsaandeelhouder op het beleid van klaagster te beperken.
5.5 Verweerder heeft daartegenover aangevoerd dat deze werkzaamheden en procedures mede strekten in het vennootschappelijk belang van klaagster, zoals haar bestuurder dat zag, in het bijzonder doordat de meerderheidsaandeelhouder voornemens was maatregelen te treffen, zoals het ontslag van de commercieel directeur van klaagster, die ook de vennootschap zelf in de problemen zouden kunnen brengen.
5.6 Gelet op hetgeen over en weer is aangevoerd, kan - ook al hadden de gevoerde procedures in het bijzonder betrekking op de positie van E en W als aandeelhouders in klaagster en beoogden zij de invloed van de meerderheidsaandeelhouder te beperken – niet worden gezegd dat de opvatting van de bestuurder van klaagster dat mede het eigen vennootschappelijk belang in het geding was zo zeer van elke grond was ontbloot dat verweerder (alsnog) ervan had moeten afzien de kosten van de in opdracht van klaagster verrichte werkzaamheden aan zijn cliënte in rekening te brengen.
5.7 Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat aan het feit dat de kosten door klaagster daadwerkelijk zijn voldaan en aan de omstandigheid (waarvan de juistheid door klaagster is betwist) dat in de concept-notulen van de AVA van 22 november 2013 als besluit staat vermeld dat de facturen van het kantoor van verweerder door klaagster zouden worden betaald, in ieder geval niet kan worden ontleend dat voor de juistheid van de stellingen van verweerder geen aanknopingspunt bestaat.
5.8 In deze omstandigheden kan niet worden aangenomen dat de handelwijze van verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar is.
5.9 Op het voorgaande stuiten de grieven af.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 1 februari 2016, nummer 35/15.
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. W.A.M. van Schendel, D.J. Markx, J. Italianer en D.J.B. de Wolff, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.E. van Trigt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2016.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 14 november 2016.