Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-06-2015
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2015:213
Zaaknummer
7415
Inhoudsindicatie
Klager verlangde een urenspecificatie die verweerster meende niet te hoeven verstrekken omdat klager op basis van een toevoeging procedeerde. Ook in deze situatie is een advocaat gehouden de specificatie te verstrekken.
Uitspraak
Beslissing van 19 juni 2015
in de zaak 7415
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerster
tegen:
klager
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 12 januari 2015, onder nummer 14-222A, aan partijen toegezonden op 13 januari 2015, waarbij een klacht van klager tegen verweerster voor wat betreft de klachtonderdelen a en b ongegrond en klachtonderdeel c gegrond is verklaard. Er is geen maatregel opgelegd.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2015:19.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerster van deze beslissing ten aanzien van de gegrondverklaring van klachtonderdeel c, in hoger beroep is gekomen, is op 9 februari 2015 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van klager.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 17 april 2015, waar klager en verweerster zijn verschenen.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) (…);
b) (…);
c) verweerster aan klager geen specificatie van de aan de zaak bestede uren heeft verstrekt, terwijl een urenspecificatie voor klager van belang was om te kunnen beoordelen of de opvolgend advocaat op de juiste grond, te weten te weinig op de toevoeging resterende uren, rechtsbijstand op toevoegingsbasis weigerde en klager alleen wilde bijstaan tegen betaling van een uurtarief.
4 FEITEN
De raad heeft de volgende feiten vastgesteld. Deze zijn in hoger beroep niet betwist en dienen het hof derhalve tot uitgangspunt.
2.2 Verweerster stond klager van oktober 2010 tot juni 2011 bij in een procedure over omgang met zijn biologische dochter. Verweerster verleende haar bijstand op basis van een toevoeging. Na indiening van het inleidende verzoekschrift heeft klager zich gewend tot een andere advocaat. Deze heeft bij verweerster telefonisch geïnformeerd hoeveel uren zij reeds aan de zaak had besteed. Vervolgens heeft de opvolgend advocaat, mr. Y, de zaak op betalende basis aangenomen.
2.3 In zijn e-mail van 9 juni 2011 heeft mr. Y dit als volgt aan klager toegelicht: ”Mij is inmiddels gebleken dat [verweerster] zodanig veel uren in de zaak heeft gewerkt dat er na de verdeling van het onder de toevoeging uit te betalen bedrag in mijn visie een te geringe vergoeding voor mijn werkzaamheden resteert. Dit is dan ook de reden dat ik u hedenochtend heb medegedeeld dat ik niet bereid ben u op toevoeging bij te staan”.
2.4 Klager heeft e-mails van hem aan verweerster van 31 oktober 2011 en van 4 november 2011 in geding gebracht, waarin hij de urenspecificatie van verweerster opvraagt. In februari 2012 heeft klager de urenspecificatie per aangetekende brief opgevraagd bij verweerster. In antwoord op die brief – (…) – heeft verweerster bij e-mail van 7 februari 2012 gesteld dat zij niet eerder brieven van klager heeft ontvangen en heeft zij verzocht om toezending van kopieën daarvan. Zij heeft daarin verder gesteld dat de bestede tijd alleen de Raad voor Rechtsbijstand aangaat en dat mr. Y bij haar nooit een urenspecificatie heeft opgevraagd.
2.5 Klager heeft een nota betreffende griffierecht niet aan verweerster voldaan. Verweerster heeft voor de inning daarvan een incassobureau ingeschakeld. Vervolgens heeft klager zijn klacht tegen verweerster ingediend. Tegen mr. Y heeft klager eveneens een klacht ingediend.
2.6 Nadat de deken verweerster in overweging had gegeven de urenspecificatie op te sturen, heeft verweerster op 30 april 2014 een urenspecificatie aan klager en de deken verstuurd. De aan de zaak bestede tijd is volgens die specificatie 14 uur en 18 minuten.
5 BEOORDELING
5.1 De kern van het oordeel van de raad ligt in rov. 5.5, luidende:
5.5 Verweerster heeft aangevoerd dat bij toevoegingszaken de uren dienen te worden verantwoord tegenover de Raad voor Rechtsbijstand en niet tegenover de cliënt. De raad acht dit standpunt in zijn algemeenheid juist, maar is van oordeel dat een cliënt die zijn zaak door een andere advocaat wil laten overnemen moet kunnen verifiëren hoeveel uren reeds op de toevoeging zijn geschreven, teneinde na te gaan in hoeverre hij nog een opvolgend advocaat bereid zou kunnen vinden de toevoeging over te nemen. Klager had er in dit geval dus wel een redelijk belang bij om op zijn eerste verzoek de urenspecificatie te ontvangen, al moet worden gezegd dat dit belang eerst in de klachtprocedure door klager aan verweerster duidelijk kenbaar is gemaakt.
5.2 Het hof kan de raad in de door hem (in navolging van verweerster) gebezigde maatstaf – een advocaat behoeft zich in het algemeen alleen tegenover de Raad voor Rechtsbijstand te verantwoorden; de advocaat behoeft alleen een urenspecificatie aan de cliënt te verschaffen indien deze daarbij een toereikend belang heeft – niet volgen.
Of een op toevoeging procederende cliënt recht heeft op een urenspecificatie is afhankelijk van de aard van de opdracht, de verhouding tussen partijen en het belang van de cliënt bij de urenspecificatie en dient derhalve te worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Mede gezien artikel 7:403 lid 2 BW zal de advocaat slechts bij uitzondering kunnen weigeren een urenspecificatie te geven. Het hof is met de raad van oordeel dat in het onderhavige geval - waar partijen tijdens het geding uit elkaar zijn gegaan en klager een opvolgend toegevoegd advocaat moest vinden, in welk kader het aantal bestede uren van belang was, hetgeen verweerster bekend was – op het daartoe strekkende verzoek een urenspecificatie had moeten worden verschaft, niet alleen aan de opvolgend advocaat, maar ook aan klager.
De stelling van verweerster in haar beroepschrift dat het belang van klager hem is komen te ontvallen nu hij eerst 8 maanden nadat verweerster de zaak had beëindigd het verzoek deed, wordt verworpen. Klager behield het recht om na te gaan of de opvolgend advocaat terecht het overnemen van de toevoeging had geweigerd.
5.3 Verweerster heeft tevens het volgende oordeel van de raad ter discussie gesteld:
5.6: (…) Het had in deze zaak dus op de weg van verweerster gelegen de handmatige urenstaat van het dossier binnen redelijke tijd na zijn verzoek om te zetten in een urenspecificatie zoals zij deze uiteindelijk heeft geproduceerd tijdens de klachtbehandeling, en deze aan klager toe te zenden. De raad kan niet vaststellen of de e-mails van 31 oktober en 4 november 2011 bij verweerster zijn aangekomen, maar de aangetekende brief waarmee klager de urenspecificatie opvraagt, is wel aangekomen bij verweerster, naar blijkt uit haar reactie van 7 februari 2012. Vervolgens heeft verweerster ten onrechte geweigerd de urenspecificatie toe te sturen, stellende dat deze alleen de Raad voor Rechtsbijstand aanging. (…)
Verweerster stelde ter zitting van het hof (derhalve te laat; de gronden van het beroep dienen in het beroepschrift te staan) dat zij niet heeft geweigerd een urenspecificatie toe te zenden. Zij wijst daartoe op haar e-mail van 7 februari 2012 aan klager waarin zij om nadere informatie vraagt. De e-mail luidt:
I received your registered letter. However, I have never received any other letters from you. Please send me a copy thereof. I am not quite sure why you need a specification of the hours spend. This is a matter between me and the Raad voor Rechtsbijstand. Furthermore, I may inform you that mr. Y never requested a specification as he would have been entitled to.
Nu verweerster eerst na interventie van de deken (nadat over het niet-verstrekken van de urenspecificatie door verweerster was geklaagd), in april 2014, de specificatie heeft verstrekt, is het oordeel van de raad dat verweerster niet tijdig de urenspecificatie heeft verstrekt, juist.
5.4 De beslissing van de raad dient mitsdien te worden bekrachtigd met verbetering van gronden.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.B.A.P.M. Ficq, T.H. Tanja-van den Broek en J.A. Schaap, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2015.