Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-12-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2017:214

Zaaknummer

16-1168

Inhoudsindicatie

Beslissing op verzet. Klacht over (voormalig) eigen advocaat. Incasseren declaratie. Dreigen met indienen steunvordering of aanvragen faillissement ex-cliënt. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 4 december 2017

in de zaak 16-1168

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 20 maart 2017 op de klacht van:

 

klager

tegen:

verweerder

 

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 6 mei 2016, aangevuld bij mail van 18 mei 2016 en brieven van 21 juni en  september 2016, heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad) van 21 december 2016, met kenmerk K 16/56, door de raad ontvangen op 22 december  2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 20 maart 2017 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing dezelfde dag is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 16 april 2017, aangevuld bij brief van 28 april 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 oktober 2017 in aanwezigheid van klager en zijn gemachtigde. Verweerder was, met bericht, niet aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven. Verder heeft de raad kennisgenomen van het namens klager ingediende verzetschrift, genoemd onder 1.4.

 

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Voor zover klager bij die weergave in verzet kanttekeningen heeft gezet, gaat de raad daarop hieronder in.

 

3.    VERZET

Ter zitting heeft klager de raad verzocht zijn klacht te beperken tot het verwijt dat verweerder tegen klager heeft gezegd: ‘betaal mij nu, anders zorg ik ervoor dat je failliet wordt verklaard.’ Door dat handelen van verweerder is bij klager een zeer onplezierig, zelfs angstig gevoel ontstaan. Verweerder heeft daarmee niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De raad begrijpt hieruit dat de grond van klagers verzet is dat de voorzitter de aldus geformuleerde klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard.

 

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Klager heeft in verzet aangevoerd dat de voorzitter er ten onrechte vanuit is gegaan, dat verweerder heeft gedreigd met het indienen van de vordering op klager als steunvordering bij de faillissementsaanvraag van klager als klager de facturen niet tijdig zou voldoen. Volgens klager is dit niet juist, omdat niet een ander maar verweerder zelf van plan was het faillissement van klager aan te vragen. Of dit juist is of niet, kan naar het oordeel van de raad in het midden blijven. Voor de uitkomst van het verzet maakt het niet uit. Het dreigement ‘betaal mij nu, anders zorg ik ervoor dat je failliet wordt verklaard.’ kan immers op beide situaties slaan. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat dit dreigement in de gegeven omstandigheden niet klachtwaardig is, zeker niet nu verweerder eerst had overlegd met de deken (zie Gedragsregel 27 lid 7).

4.2    Naar het oordeel van de raad kunnen ook de overige door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht, met toepassing van artikel 46j, eerste lid, onder c, Advocatenwet kennelijk ongegrond geacht.

4.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, M.W. Veldhuijsen, P.P.Verdoorn, A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2017.

 

griffier                                                                                                        voorzitter

 

Bij afwezigheid van mr. M.A.H. Verburg is deze beslissing ondertekend door mr. M.M. Goldhoorn (griffier)

 

Verzonden d.d. 4 december 2017.