Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-02-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:81
Zaaknummer
6814
Inhoudsindicatie
Niet geoorloofd om naast eigen bijdrage van toevoeging een extra bijdrage te vragen. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 3 februari 2014
in de zaak 6814
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerster
tegen:
klaagster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 24 april 2013, onder nummer 12-292A, aan partijen toegezonden op 24 april 2013, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerster voor wat betreft klachtonderdeel a gegrond is verklaard, voor wat betreft klachtonderdelen b en c ongegrond is verklaard en aan verweerster de maatregel van waarschuwing is opgelegd.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 24 mei 2013 ter griffie van het hof ontvangen. Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg.
2.2 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 22 november 2013, waar geen van de partijen is verschenen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a. verweerster tijdens het intakegesprek klaagster medegedeeld zou hebben dat aan de rechtsbijstand geen kosten verbonden waren, maar wel declaraties zou hebben gestuurd en een incassoprocedure zou zijn begonnen;
b. (…);
c. (...).
4 FEITEN
In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerster heeft in het bijzonder een grief gericht tegen het oordeel van de raad dat zij met het in rekening brengen van een bedrag van € 100,-- naast de eigen bijdrage in het kader van de toevoeging, werkzaamheden heeft gedeclareerd die zij niet had mogen declareren. Die grief faalt. In het licht van de aan te vragen toevoeging was het verweerster niet geoorloofd om voor werkzaamheden die zij (drie weken) voor het aanvragen van de toevoeging had verricht, aan klaagster een extra bijdrage te vragen, naast de eigen bijdrage die bij de afgifte van de toevoeging werd vastgesteld. Het onderzoek in hoger beroep heeft verder niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad in r.o. 4.1 t/m 4.5, waarmee het hof zich verenigt.
5.2 De grieven van verweerster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 24 april 2013, onder nummer 12-292A, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. A.D. Kiers Becking, G.J.S. Bouwens, H.J. de Groot en M.L.J.C. van Emden-Geenen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2014.