Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-03-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:24

Zaaknummer

17-913/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Advocaat heeft een declaratie gestuurd aan een cliënt aan wie een toevoeging was verleend. Het ligt op de weg van de advocaat om, indien de resultaatsbeoordeling daartoe aanleiding geeft, de Raad voor Rechtsbijstand te verzoeken de aan zijn cliënt verleende toevoeging in te trekken, alvorens hij zijn werkzaamheden bij die cliënt in rekening brengt. 

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond, waarschuwing, kostenveroordeling.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch

van 5 maart 2018

in de zaak 17- 913/DB/ZWB

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klaagster

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

 

1.1      Bij brief van 29 april 2017 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend tegen verweerder.

 

1.2      Bij brief aan de raad van 2 november 2017 met kenmerk K17-064 , door de raad ontvangen op 3 november 2017 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

 

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 januari 2018 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-  de brief van de deken van 2 november 2017, met bijlagen.

 

 

 

 

2          FEITEN

 

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

 

2.1      Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. De Raad voor Rechtsbijstand heeft bij beslissing van 9 februari 2010 voor de kosten van rechtsbijstand een toevoeging aan klaagster verleend.

 

2.2      Verweerder heeft bij brief van 8 februari 2017 een declaratie voor zijn werkzaamheden ten bedrage van € 2.626,64 aan klaagster toegezonden. Verweerder schreef onder meer het volgende : “Zoals ik u al berichtte komt u gelet op het door u ingevolgde de echtscheiding ontvangen vermogen niet in aanmerking voor kosteloze rechtsbijstand.

Bij brief van 27 januari 2010 werd u op deze mogelijkheid reeds geattendeerd.”

 

2.3      Verweerder heeft aan klaagster op 7 maart 2017 een betalingsherinnering gezonden. Klaagster heeft per e-mail van 20 maart 2017 geantwoord dat zij contact had gehad met de Raad voor Rechtsbijstand,  dat de toevoeging nog steeds in stand was en dat verweerder pas een declaratie aan haar mocht toezenden nadat de toevoeging was ingetrokken. 

 

2.4      Verweerder heeft op 9 mei 2017 aan de Raad voor Rechtsbijstand verzocht de aan klaagster verleende toevoeging met terugwerkende kracht  in te trekken. De Raad voor Rechtsbijstand heeft bij brief van 11 mei 2017 aan klaagster bericht voornemens te zijn de verleende toevoeging met terugwerkende kracht in te trekken. Klaagster heeft ter zitting van de raad verklaard dat de toevoeging inmiddels is ingetrokken.

 

 

3          KLACHT

 

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in strijd met het bepaalde in gedragsregel 24 lid 2 aan klaagster een declaratie voor zijn werkzaamheden heeft toegezonden, terwijl sprake was van een door de Raad voor Rechtsbijstand aan klaagster verleende toevoeging.

 

 

4          VERWEER

 

4.1      Klaagster heeft in januari 2017 een afschrift van de notariële afrekening aan verweerder toegezonden. Hieruit bleek dat dat het aan klaagster toekomende deel van de verkoopopbrengst van de woning reeds in februari 2013 aan haar was uitgekeerd. Klaagster heeft verweerder daarover in 2013 niet geïnformeerd en sindsdien geen openheid van zaken gegeven.

 

4.2      Uit de door klaagster verkregen opbrengst kan op grond van de daarvoor bestaande regels niet anders worden geconcludeerd dan dat klaagster geen aanspraak heeft op definitieve kosteloze rechtsbijstand. Verweerder heeft klaagster daarop uitdrukkelijk gewezen en haar vervolgens op 8 februari 2017 een declaratie toegezonden. Pas op 20 maart 2017 berichtte klaagster verweerder contact met de Raad voor Rechtsbijstand te hebben opgenomen. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder de Raad voor Rechtsbijstand om intrekking van de toevoeging verzocht. Er is geen sprake van overtreding van gedragsregel 24 lid 2.

 

 

5          BEOORDELING

 

5.1      Vast staat dat verweerder op 8 februari 2017 een declaratie voor zijn werkzaamheden aan klaagster heeft toegezonden. Voorts staat vast dat verweerder op 11 mei 2017 op grond van de inhoud van de resultaatsbeoordeling in de zaak van klaagster aan de Raad voor Rechtsbijstand heeft verzocht over te gaan tot intrekking van de op 9 februari 2010 aan klaagster verleende toevoeging. Aldus dient te worden geconcludeerd dat verweerder een declaratie aan klaagster heeft toegezonden terwijl op het moment van toezending van de declaratie nog sprake was van een door de Raad voor Rechtsbijstand aan klaagster verleende toevoeging.

 

5.2      Op grond van het bovenstaande komt de raad tot het oordeel dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in gedragsregel 24 lid 2, wat verweerder tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. Dat, zoals verweerder stelt, het op grond van de resultaatsbeoordeling evident was dat klaagster niet in aanmerking kwam voor kosteloze rechtsbijstand, maakt dit niet anders. Het ligt op de weg van de advocaat om, indien de resultaatsbeoordeling daartoe aanleiding geeft, de Raad voor Rechtsbijstand te verzoeken de aan zijn cliënt verleende toevoeging in te trekken, alvorens hij zijn werkzaamheden bij die cliënt in rekening brengt. 

 

5.3      De raad zal de klacht op grond van het bovenstaande gegrond verklaren. De raad acht de maatregel waarschuwing passend en geboden.

 

 

6          GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

 

6.1      Aangezien de klacht gegrond wordt verklaard, moet verweerder het door klaagster betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

 

6.2      De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder , gelet op artikel 48ac, eerste lid, onder a, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50,- aan reiskosten. De raad bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden overgemaakt naar het daartoe tijdig door klaagster aan verweerder opgegeven rekeningnummer.

 

6.3      De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder, gelet op artikel 48ac, eerste lid, onder b, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,-. De raad bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Nederlandse Orde van Advocaten door overmaking naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

-             verklaart de klacht gegrond;

 

-             legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

 

-             veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;

 

-             veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan  klaagster, op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.2  bepaald;

 

-             veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak heeft moeten maken van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.3 bepaald;

 

 

 

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts , voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken en S.A.R. Lely , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2018.

 

 

Griffier                                                                                                  Voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

verzending

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 maart 2018

 

 

verzonden aan:

 

-  klaagster

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant      

-  de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant      

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

 

a.               Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.               Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.               Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl