Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:368

Zaaknummer

7125

Inhoudsindicatie

Verwijt in een zaak een opdracht tot het plaatsen van een advertentie te hebben gedaan, de rekening niet te betalen en niet te reageren. Gegrond 4 weken schorsing.

Uitspraak

Beslissing 1 december 2014

in de zaak 7125

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klaagster

1    PRELIMINAIRE OVERWEGING

Het hof heeft op 18 juli 2014 het beroep van verweerder behandeld. Een van de leden miste echter de bevoegdheid om deel uit te maken van het hof, daarom was er geen sprake van een geldige behandeling. Partijen zijn daarover bij brief geinformeerd en uitgenodigd voor de zitting van 4 november 2014 waar een nieuwe behandeling heeft plaatsgevonden.

2    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 17 maart 2014, onder nummer L 342-2013, aan partijen toegezonden op 18 maart 2014, waarbij onderdeel 1 van een klacht van klaagster tegen verweerder gegrond is verklaard en klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond zijn verklaard.

De beslissing is niet gepubliceerd op tuchtrecht.nl.

3    HET GEDING IN HOGER BEROEP

3.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 15 april 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

3.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de brief van 25 juni 2014 van de gemachtigde van klaagster;

-    de brief van 2 juli 2014 van de gemachtigde van klaagster.

3.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 november 2014, waar verweerder en klager, na bericht, niet zijn verschenen.

4    KLACHT

4.1    De klacht houdt in, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder nalaat een factuur van klaagster ad € 4084,38 (inclusief incassokosten)  ondanks aanmaningen en betalingstoezegging zijnerzijds te voldoen;

5    FEITEN

         Het volgende is komen vast te staan:

5.1    Verweerder heeft namens M. B.V., destijds handelende onder de naam A., waarvan hij directeur/grootaandeelhouder is, in 2012 aan klaagster opdracht gegeven tot het plaatsen van een advertentie in de kleurenbijlage van het dagblad L.. Klaagster heeft op 31 augustus 2012 hiervoor een rekening aan A. gezonden, sluitende op het bedrag van €  3.456,95 inclusief BTW. Deze rekening is tot aan de behandeling bij het hof op 18 juli 2014 niet voldaan. Inclusief incassokosten beloopt de vordering inmiddels het hiervoor in 3.1 genoemde bedrag.

5.2    In het kader van de behandeling van de onderhavige klacht heeft de deken de reactie op de klacht van verweerder van 29 juli 2013 aan de curator van P. advocaten belastingkundigen, het vorige kantoor van onder meer verweerder, gezonden met verzoek om commentaar.

5.3    De curator heeft bij brief van 18 september 2013  laten weten dat er zijnerzijds geen enkele belemmering voor verweerder bestaat de rekening van klaagster te voldoen.  Ook nadat verweerder hiervan in kennis is gesteld is betaling uitgebleven.

6    BEOORDELING

6.1    In hoger beroep heeft verweerder in zijn eerste grief wederom aangevoerd dat en waarom hij in verband met het faillissement van zijn vorige kantoor (uitgesproken op 6 september 2012) de door hem erkende vordering van klaagster meent niet te kunnen voldoen. Uit de stukken blijkt echter dat deze redenering een deugdelijke grondslag ontbeert en  dat verweerder de rekening dient te betalen. Het hof zal dan ook niet verder ingaan op de inhoud van deze grief. Ten overvloede wordt overwogen dat de raad dit verweer terecht en op juiste gronden heeft verworpen. De klacht is derhalve gegrond.

6.2    Het hof memoreert dat verweerder een en andermaal  heeft toegezegd tot betaling van klaagsters vordering te zullen overgaan.

6.3    De tweede grief van verweerder betreft de opgelegde maatregel van schrapping. Ten aanzien van de op te leggen maatregel overweegt het hof dat de onderhavige klacht weliswaar niet op zichzelf staat maar dat anders dan in eerste aanleg niet alle tegen verweerder lopende klachten gelijktijdig zijn behandeld bij het hof en het onderlinge verband daarom niet kan worden beoordeeld. Het is het hof bekend dat bij beslissing van dit hof van 31 oktober 2014 aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau is opgelegd. Door het hof zal daarom  in deze zaak een maatregel worden opgelegd die uitsluitend ziet op de onderhavige zaak.

6.4    De gegrond verklaarde klacht is onbehoorlijk ten opzichte van klaagster maar ook schadelijk voor het aanzien van de hele beroepsgroep. Het past een advocaat niet om een onbetwiste rekening op niet valide gronden onbetaald te laten. Het hof stelt vast dat verweerder geen schriftelijk advies heeft overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat hij op grond daarvan niet tot betaling kon overgaan. Voorts had verweerder op diverse momenten tijdens deze klachtprocedure alsnog kunnen betalen, desnoods pas na de beslissing van de raad.

6.5    In aanmerking genomen dat verweerder de laatste jaren meermalen tuchtrechtelijke maatregelen zijn opgelegd zal in deze zaak een schorsing van vier weken worden opgelegd.

6.6    Het voorgaande brengt mee dat het hoger beroep slaagt voor zover het gericht is tegen de opgelegde maatregel. De beslissing van de raad, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal derhalve bekrachtigd worden met uitzondering van de opgelegde maatregel.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Hertogenbosch van 17 maart 2014 gewezen onder nummer L 342-2013, doch uitsluitend ten aanzien van de opgelegde maatregel;

    en, in zoverre opnieuw recht doende:

-    legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken;

-    bepaalt dat de schorsing zal ingaan de dag waarop  verweerder opnieuw op het tableau zal zijn ingeschreven en dat de schorsing wordt opgeschort als verweerder uit andere hoofde is geschorst;

-    bekrachtigt voornoemde beslissing, voor zover  aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. L. Ritzema, A.D.R.M. Boumans, D.J. Markx en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2014.