Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-03-2016

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2016:63

Zaaknummer

150091

Inhoudsindicatie

Advocaat heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de cliënt van klager zonder toestemming te bezoeken. Verklaring van de advocaat dat hij de cliënt heeft bezocht om hem gerust te stellen en te informeren dat zijn familie op hem wacht is weinig geloofwaardig. Berisping.

Uitspraak

Beslissing

van 21 maart 2016

in de zaak 150091

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 21 september 2015, onder nummer 15-096A, aan partijen toegezonden op 21 september 2015, waarbij klachtonderdeel a ongegrond is verklaard, klachtonderdeel b gegrond is verklaard en klachtonderdeel c niet-ontvankelijk is verklaard. Aan verweerder is de maatregel van berisping opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAM:2015:227.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 21 oktober 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:                                

- de stukken van de eerste aanleg;                                   

- de antwoordmemorie van klager.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 25 januari 2016, waar verweerder is verschenen. Verweerder heeft mondeling gepleit.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog aan de orde, in dat:

verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

b) de heer B. heeft bezocht zonder dat klager hier toestemming voor had gegeven.

 

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Verweerder stond een minderjarige verdachte bij die samen met een andere minderjarige verdachte voorlopig was gehecht. Die andere minderjarige verdachte, de heer B., werd bijgestaan door klager.

4.2    Verweerder heeft op 20 oktober 2014 om omstreeks 10.55 uur de cliënt van klager bezocht in het arrestantencomplex te H.

4.3    Ongeveer een uur later, omstreeks 12.00 uur, heeft verweerder klager gefaxt dat de minderjarige cliënt van klager niet langer gebruik wenst te maken van de diensten van klager en dat hij, verweerder, de zaak overneemt. Hij verzoekt klager zijn bemoeienissen met de zaak als beëindigd te beschouwen.

4.4    Bij dit faxbericht is volgens de inhoud van dat faxbericht een schriftelijke verklaring van de cliënt meegezonden waarin deze bevestigt dat hij gebruik wenst te maken van de diensten van verweerder.

5    BEOORDELING

5.1    Op 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De gewijzigde Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 bij de deken zijn ingediend. De onderhavige klacht is ingediend vóór 1 januari 2015, en zal dus worden beoordeeld aan de hand van de Advocatenwet zoals die vóór 1 januari 2015 gold, hierna aan te duiden als “Advocatenwet (oud)”.

5.2    Voor zover klager in zijn antwoordmemorie heeft verzocht de klachtonderdelen a) en c) opnieuw te beoordelen dient hij niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat zijn verzoek daartoe te laat is gedaan namelijk niet binnen de wettelijk voorgeschreven appeltermijn.

5.3    Gelet op de door het hof vastgestelde feiten zoals hierboven weergegeven, is de verklaring van verweerder dat hij de minderjarige cliënt van klager  slechts kort heeft bezocht om hem gerust te stellen en te informeren dat zijn familie op hem wacht zodra de voorlopige hechtenis zou worden opgeheven, weinig geloofwaardig. Daarvoor is naar het oordeel van het Hof de tijdspanne tussen het moment van bezoeken, het zenden van de fax en het bemachtigen en toezenden van een schriftelijke verklaring van deze minderjarige cliënt aan klager te kort.

5.4    Daarmee heeft verweerder naar het oordeel van het hof een cliënt van een andere advocaat bezocht met andere motieven dan door verweerder aangevoerd en zonder toestemming van zijn, op dat moment, eigen advocaat. Daarmee heeft hij verwijtbaar gehandeld in de zin van artikel 46 Advocatenwet (oud).

5.5    Klachtonderdeel b) is gegrond. Het onderzoek in hoger beroep heeft ook overigens niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. Het hof acht daarom de door de raad opgelegde maatregel van berisping op zijn plaats.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-     verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover dit is gericht tegen de beslissing van de raad met betrekking tot de klachtonderdelen a) en c);

-    bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 21 september 2015, gewezen onder nummer 15-096A. 

   

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. S.A. Boele, A.J. Louter, J.A. Schaap en D.J.B. de Wolff, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.P.L. de Vries, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2016.                

griffier    voorzitter             

     

De beslissing is verzonden op 21 maart 2016.