Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:187

Zaaknummer

7014

Inhoudsindicatie

Verweerder is overleden voordat op hoger beroep kon worden beslist. Klachtprocedure kan niet worden voortgezet. Deken niet-ontvankelijk in het tegen verweerder ingediende bezwaar.

Uitspraak

Beslissing van 2 mei 2014

in de zaak 7014

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

de deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Noord-Holland

deken

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 4 december 2013, onder nummer 13-247NH, aan partijen toegezonden op 5 december 2013, waarbij een bezwaar van de deken tegen verweerder gegrond is verklaard en de maatregel van schorsing van een maand is opgelegd. 

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2013:88.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 3 januari 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg.

2.3 Bij brief van  24 maart 2014 heeft de deken laten weten dat verweerder op 24 maart 2014 is overleden.

3 BEOORDELING

3.1 Ingevolge artikel 46 van de Advocatenwet is iedere advocaat onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van in die wetsbepaling nader omschreven handelen of nalaten. Indien een klacht of dekenbezwaar tegen een advocaat wordt ingediend zal deze zich tegenover de tuchtrechter moeten verantwoorden voor zijn of haar handelen of nalaten waarover wordt geklaagd. De maatregelen die door de tuchtrechter aan een advocaat kunnen worden opgelegd bij gegrondbevinding van een tegen hem of haar ingediende klacht betreffen hem/haarzelf (waarschuwing/berisping) of zijn of haar bevoegdheid tot uitoefening van de advocatuur (schorsing /schrapping).

3.2 Met het persoonlijke karakter van het advocatentuchtrecht is onverenigbaar dat een klachtprocedure wordt aangevangen of voortgezet nadat de advocaat op wiens of wier handelen of nalaten de klacht c.q. bezwaar betrekking heeft, is overleden. Het overlijden van een advocaat heeft dan ook tot gevolg dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht of bezwaar tegen hem of haar in te dienen, komt te vervallen. Daarbij maakt het geen verschil in welk stadium een aangevangen maar nog niet door een in kracht van gewijsde gegane beslissing geëindigde tuchtprocedure zich bevindt.  

3.3 Uit het voorafgaande volgt dat, nu verweerder is overleden voordat het hof op het door verweerder ingestelde hoger beroep heeft beslist, het recht van de deken om een bezwaar tegen verweerder in te dienen en het recht om een aangevangen tuchtprocedure tegen verweerder voort te zetten, is komen te vervallen. Dit betekent dat de deken alsnog niet-ontvankelijk zal moeten worden verklaard in het door hem tegen verweerder ingediende bezwaar, met vernietiging van de beslissing van de raad op die grond.

BESLISSING

Het Hof van Discipline :

vernietigt  de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 4 december 2013, onder nummer 13-247NH;

en, opnieuw rechtdoende:

verklaart de deken niet-ontvankelijk in zijn bezwaar tegen verweerder.

 

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. W.H.B. den Hartog Jager, A. Beker, A.R. Sturhoofd, en A.A.H. Zegers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2014.