Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-11-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:288

Zaaknummer

6586

Inhoudsindicatie

Hoger beroep t.a.v. verweerster ontvankelijk, omdat de klacht andersr luidt dan door de raad is geformuleerd. De klacht dat verweerster zich in 2 jaar 6 keer heeft laten toevoegen terwijl zij alle werkzaamheden overliet aan onvoldoende gekwalificeerden niet-adovcaat. Berisping.

Uitspraak

Beslissing van 11 november 2013

in de zaak 6586

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

verweerder

 

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem (verder: de raad) van 10 september 2012, onder nummer 12/83, aan partijen toegezonden op 10 september 2013, waarbij een klacht van klager tegen verweerders op alle onderdelen gegrond is verklaard en de maatregel van een enkele waarschuwing aan verweerders is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN YA 3246.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 8 oktober 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerders;

- de brief van de gemachtigde van klager van 22 augustus 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 13 september 2013, waar klager en zijn gemachtigde en verweerders zijn verschenen.

3 KLACHT

3.1 De klacht zoals door de raad omschreven en beoordeeld, luidt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) De illusie in stand te houden dat hun kantoorgenoot Y. de hoedanigheid van advocaat bezat, terwijl deze als gemachtigde voor klager optrad;

b t/m f)    (……)

3.2 De raad heeft daarbij overwogen, dat klachtonderdeel a  betreft de verwarring die bij klager blijkbaar heeft bestaan over degene binnen het kantoor van verweerders die zijn belangen behartigde en diens kwaliteit. Het zal vooral om het laatste zijn gegaan, want, er is, onweersproken, intensief contact geweest tussen klager en X.. Klager is altijd in de veronderstelling geweest dat X., die zijn zaak behandelde, advocaat was en één van de naamgevers van het kantoor van verweerders. Klager is er pas in het kader van de klachtprocedure achter gekomen dat X. geen advocaat is, maar juridisch medewerker, aldus de raad.

4 FEITEN

4.1 De raad heeft voor zover in hoger beroep van belang de volgende feiten vastgesteld, Deze feiten zijn in hoger beroep niet betwist en dienen het hof derhalve, met hetgeen in hoger beroep nog is komen vast te staan,  als uitgangspunt.

4.2 In 2006 heeft klager zich gewend tot het kantoor van verweerders met het verzoek om rechtsbijstand. Dat verzoek is ingewilligd en klager heeft op 27 oktober 2006 een volmacht ondertekend, waarin hij de heer Y. (verder: X.) van het kantoor van verweerders machtigt om namens hem als gemachtigde op te treden. X. is geen advocaat, maar werkt sinds 2004 als juridisch medewerker op het kantoor van verweerders. In de zaken die het kantoor van verweerders voor klager deed – een geschil met het UWV over de arbeidsongeschiktheidsuitkering van klager, waarover tot in hoogste instantie is geprocedeerd -  zijn diverse toevoegingen aangevraagd en verkregen. Alle toevoegingen zijn aangevraagd op naam van verweerster en alle werkzaamheden zijn uitgevoerd door X..

4.3 Bij brief van 16 oktober 2009 en bij brief van 24 november 2009 van gemachtigde van klager heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerders.

5 BEOORDELING

5.1 De ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep:

5.2 De raad heeft de klacht van klager zoals deze door de raad is omschreven op alle onderdelen gegrond verklaard. Ingevolge artikel 56 lid 1 onder a van de Advocatenwet kan een klager slechts hoger beroep instellen tegen een beslissing van de raad indien daarbij zijn klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard. Klager heeft desondanks hoger beroep ingesteld, stellende dat de omschrijving van de klacht op onderdeel a, te weten dat verweerders de illusie in stand hebben gehouden dat hun kantoorgenoot Y. de hoedanigheid van advocaat bezat terwijl deze als gemachtigde van klager optrad, geen recht doet aan de door klager aangevoerde feiten. De klacht op dit onderdeel betreft niet het in stand houden van de illusie, maar houdt in dat verweerster zich over een periode van twee jaar in totaal zes maal door de Raad voor Rechtsbijstand aan klager heeft laten toevoegen, terwijl zij de te verrichten juridische werkzaamheden volledig overliet aan haar kantoorgenoot Y., niet zijnde advocaat en/of jurist, in de wetenschap bovendien dat deze niet, althans onvoldoende daartoe gekwalificeerd was, aldus klager. Klager voegt daar aan toe dat het hem er vooral om te doen was dat voor hem toevoegingen zijn aangevraagd en door hem eigen bijdragen zijn betaald, zodat hij dacht en mocht denken door een gekwalificeerde advocaat te worden bij gestaan. Het is volgens hem tuchtrechtelijk laakbaar dat verweerster zich als advocaat laat toevoegen en al het werk door een goedkopere, niet gekwalificeerde medewerker laat doen.

5.3 Het hof is van oordeel dat klager terecht opkomt tegen de omschrijving van zijn klacht als gedaan door de deken en de raad zoals hiervoor omschreven in 3.1 onder a.                                       

De gemachtigde van klager heeft in het kader van de klachtbehandeling in zijn schrijven van 21 januari 2010 aan de deken, onder punt 8 en 9 het navolgende aangegeven:

“Het kantoor is….om adequate juridische ondersteuning door een gespecialiseerd advocaat gevraagd. Cliënt is vervolgens, zonder dat hem dat duidelijk was gemaakt, al die tijd door een duidelijk onvoldoende gekwalificeerde medewerker van het kantoor bijgestaan.

Door verweerster, op wier naam toevoegingen zijn aangevraagd en afgegeven, is aldus om uiteenlopende redenen forse wanprestatie gepleegd. Zij was en is verantwoordelijk.”

In het schrijven van gemachtigde van klager van 16 februari 2012 aan de deken staat het volgende:

“….daar ik……de moeite heb genomen u uitgebreid te informeren over zaken die toch echt het daglicht niet kunnen verdragen – en dan heb ik het met name over de toevoegingen die worden aangevraagd en gedeclareerd in zaken, waarvan de behandeling wordt overgelaten aan een niet-advocaat die bovendien niet deskundig is.”

In zijn brief aan de raad van 5 juni 2012, kort voor de zitting bij de raad, schrijft gemachtigde van klager:

“De klachten betreffen…….. in eerste instantie de gedragingen van verweerster onder wier verantwoordelijkheid cliënt jarenlang is bijgestaan door een in het verzekeringsrecht gespecialiseerde advocaat, die echter geen advocaat en ook niet gespecialiseerd bleek te zijn ………… Ondertussen werd de Raad voor Rechtsbijstand kennelijk wijs gemaakt dat de rechtshulp werd verleend door verweerster zou worden verleend, c.q. was verleend.”

5.4 Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor geciteerde passages uit de brieven van gemachtigde van klager voldoende naar voren komt dat klachtonderdeel a moet worden begrepen zoals door klager in zijn beroepschrift is aangegeven. Het hof neemt deze omschrijving over zodat dit klachtonderdeel als volgt komt in te houden:                                                   verweerster heeft zich over een periode van twee jaar in totaal zes maal door de Raad voor Rechtsbijstand aan klager laten toevoegen, terwijl zij de werkzaamheden volledig aan haar kantoorgenoot Y., niet zijnde advocaat of jurist, overliet in de wetenschap dat deze niet, althans onvoldoende daartoe gekwalificeerd was.

5.5 Van de zijde van verweerders is nog aangevoerd dat, nu klager zijn bezwaar tegen de klachtomschrijving door de deken niet aan de deken kenbaar heeft gemaakt en dit ook bij de raad niet heeft gedaan, dit dient te leiden tot niet ontvankelijkheid. Het hof volgt verweerders hierin niet. Het bezwaar tegen de klachtomschrijving van de deken kan worden afgeleid uit de hiervoor geciteerde brieven van gemachtigde van klager. Uit het proces-verbaal van de zitting van de raad blijkt niet dat de klachtomschrijving aan klager is voorgehouden, zodat klager er niet bedacht op hoefde te zijn dat de klachtomschrijving niet juist was.

5.6 Ten aanzien van verweerder is het hof van oordeel dat, nu klachtonderdeel a zoals thans omschreven uitsluitend verweerster betreft, klager in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de raad ten aanzien van verweerder niet ontvankelijk dient te worden verklaard.

5.7 Ten aanzien van verweerster acht het hof klager ontvankelijk nu ten aanzien van klachtonderdeel a  niet is beslist op de klacht van klager.

5.8 Het inhoudelijk oordeel:

5.9  Uit de stukken en hetgeen ter zitting van het hof naar voren is gekomen is gebleken dat door klager met juistheid is gesteld dat verweerster zich over een periode van twee jaar in totaal zes maal door de Raad voor de Rechtsbijstand aan klager is toegevoegd. Dit is ook niet door verweerster bestreden. Onbetwist is eveneens dat de zaken waarin verweerster aan klager werd toegevoegd feitelijk in het geheel werden behandeld door X., die noch advocaat noch jurist was. Verweerster heeft ter zitting van het hof aangegeven de werkzaamheden niet te hebben verricht maar wel te hebben gecontroleerd. Wat de inhoud en omvang van die controle is geweest is echter niet duidelijk geworden. Verweerster heeft geen enkele maal persoonlijk contact met klager gehad. In elk geval mocht klager er op  vertrouwen dat, nu een advocaat aan hem werd toegevoegd, de behandeling van zijn zaak ook door een advocaat zou worden gedaan. Het hof acht klachtonderdeel a zoals onder 5.4 omschreven dan ook gegrond.

5.10 maatregel: 

5.11 Het hof is van oordeel dat, gelet op de inhoud van de klacht op onderdeel a, zoals deze door de raad gegrond is verklaard en gelet op de door de raad gegrond verklaarde klachtonderdelen b, c, d, e en f, jegens verweerster niet kan worden volstaan met de maatregel van enkele waarschuwing zoals door de raad is opgelegd. Het hof acht de maatregel van berisping passend en geboden en zal deze opleggen.

5.12 Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt er toe dat de beslissing van de raad ten aanzien van verweerster op klachtonderdeel a en ten aanzien van de aan haar opgelegde maatregel dient te worden vernietigd.

           BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart klager in zijn hoger beroep jegens verweerder niet ontvankelijk;

- verklaart klager in zijn hoger beroep jegens verweerster ontvankelijk;

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem van 10 september 2012, onder nummer 12/83, voor zover gewezen ten aanzien van verweerster, en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, derhalve uitsluitend ten aanzien van klachtonderdeel a en de opgelegde maatregel;

en, opnieuw rechtdoende:

- bepaalt dat klachtonderdeel a inhoudt: verweerster heeft zich over een periode van twee jaar in totaal zes maal door de Raad voor de Rechtsbijstand aan klager laten toevoegen, terwijl zij de werkzaamheden volledig aan haar kantoorgenoot Y. niet zijnde advocaat en/of jurist overliet in de wetenschap dat deze niet, althans onvoldoende daartoe gekwalificeerd was;

- verklaart dit klachtonderdeel gegrond;

- legt aan verweerster de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs.

J.H.J.M. Mertens-Steeghs, G.R.J. de Groot, G.J.S. Bouwens, M.L. Weerkamp, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2013.