Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-06-2013
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2013:121
Zaaknummer
6532
Inhoudsindicatie
Verweerder had gehoor moeten geven aan verzoek om declaraties nogmaals toe te zenden. Deze waren door brand verloren gegaan. Gegrond, geen maatregel.
Uitspraak
Beslissing van 21 juni 2013
in de zaak 6532
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klagers
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ´s Hertogenbosch (verder: de raad) van 2 juli 2012, onder nummer MB30-2012, aan partijen toegezonden op 4 juli 2012, waarbij een klacht van klagers tegen verweerder ongegrond is verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep zijn gekomen, is op 1 augustus 2012 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg.
Verweerder heeft bij brief van 26 september 2012 aan het hof laten weten af te zien van het indienen van een memorie van antwoord.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 26 april 2013, waar zijn verschenen mr. X., namens klagers en verweerder. Verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, het navolgende in:
Verweerder heeft klagers bijgestaan in een (verloren) zaak in hoger beroep en daarvoor aan klagers declaraties gestuurd. Omdat door een brand in het bedrijfspand van klagers hun administratie (waaronder de declaraties van verweerder) verloren is gegaan, hebben zij via hun toenmalige raadsman verweerder tot tweemaal toe verzocht al zijn declaraties nogmaals aan hen te doen toekomen. Verweerder heeft dit geweigerd, hetgeen volgens klagers een advocaat niet betaamt.
4 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
4.1 Verweerder heeft klagers bijgestaan in een (verloren) zaak in hoger beroep en daarvoor aan klagers declaraties gestuurd. Ter zake de openstaande declaraties is een tweetal betalingsregelingen getroffen, welke klagers niet zijn nagekomen. Omdat door een brand in het bedrijfspand van klagers hun administratie (waaronder de declaraties van verweerder) verloren is gegaan, hebben zij via hun toenmalige raadsman verweerder tot tweemaal toe verzocht al zijn declaraties nogmaals aan hen te doen toekomen. Verweerder heeft dit aanvankelijk geweigerd. Eerst nadat de deken in zijn dekenstandpunt had kenbaar gemaakt dat verweerder de afschriften van de declaraties aan klagers diende te verstrekken, heeft hij dat gedaan.
4.2 De raad heeft de klacht ongegrond verklaard. Hij overwoog dat op basis van de omstandigheden van het specifieke geval een dergelijke weigering zou kunnen leiden tot de conclusie dat de advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, maar dat van dergelijke omstandigheden in dit geval niet is gebleken. De raad heeft daarbij in aanmerking genomen dat klagers de originele declaraties vergezeld van specificaties van verweerder hebben ontvangen, dat zij tegen deze declaraties niet hebben geprotesteerd en dat ter zake de openstaande declaraties betalingsregelingen zijn getroffen die door klagers niet werden nagekomen.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerder heeft als eerste verweer opgeworpen dat klagers geen belang hebben bij het hoger beroep, omdat verweerder de declaraties inmiddels opnieuw heeft toegezonden en het gedeclareerde totaalbedrag door verweerders als verschuldigd is erkend. Daarvoor zijn diverse betalingsregelingen overeengekomen. Verweerders moeten dan ook in hun hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus verweerder.
5.2 Dit verweer faalt. De door verweerder aangevoerde omstandigheden staan er niet aan in de weg dat klagers het optreden van verweerder ter beoordeling voorleggen aan de tuchtrechter, noch dat zij hun klacht in hoger beroep vervolgen. Klagers hebben daarbij een zelfstandig belang.
5.3 In hoger beroep voeren klagers met hun enige grief aan dat zij onder druk van verweerder en van de omstandigheden met een betalingsregeling hebben ingestemd, dat zij de juistheid van de declaraties in twijfel trekken en deze wensen te controleren, dat de oorspronkelijke declaraties door brand verloren zijn gegaan en dat zij thans niet voldoen aan de wettelijke bewaarplicht. Verweerder heeft de lezing van klagers omtrent de totstandkoming van de betalingsregeling bestreden en voorts aangevoerd dat de verwijzing naar de fiscale bewaarplicht irrelevant is.
5.4 De grief slaagt. Indien een advocaat door zijn cliënt wordt verzocht om toezending van een kopie van eerder aan hem toegezonden declaraties die, naar in deze zaak onbetwist het geval is, door brand verloren zijn gegaan, dient een advocaat aan dat verzoek gehoor te geven. De cliënt behoeft daarvoor niet enig specifiek belang aan te geven of aannemelijk te maken. Aan de verplichting van de advocaat om onder die omstandigheden kopie van de bewuste declaraties (met specificaties) toe te zenden doet niet af dat ten aanzien van de gedeclareerde bedragen een – al dan niet nagekomen – betalingsregeling is getroffen of dat deze bedragen als schuldig zijn erkend. Dat verweerder onder deze omstandigheden kopie van de declaraties met bijbehorende specificaties niet op eerste en ook niet na herhaald verzoek heeft toegezonden is onwelwillend in een mate die onbetamelijk is.
5.5 De beslissing van de raad kan niet in stand blijven. Het hof zal de klacht alsnog gegrond verklaren. Voor het opleggen van een maatregel ziet het hof geen aanleiding, gelet op de geringe ernst van het vergrijp en het feit dat verweerder de declaraties na kennisneming van het dekenstandpunt alsnog heeft toegezonden. Het hof ziet geen grond om, zoals klagers voor het eerst in hoger beroep verzoeken, daarnaast uit te spreken dat verweerder jegens klagers niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. De gedraging van verweerder waarop de gegrond bevonden klacht ziet betreft immers niet de rechtshulpverlening door verweerder.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort 's Hertogenbosch van 2 juli 2012, nr. MB30-2012,
en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klacht gegrond.
Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans, S.A. Boele, G.J. Niezink en C.A.M.J. Raymakers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Stevens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2013