Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-12-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:389
Zaaknummer
7177
Inhoudsindicatie
Verwijt griffierecht te laat te hebben betaald ongegrond. Verwijt dossier zonder instemming van klager aan de beroepsaansprakelijkheidverzekeraar te hebben gestuurd ook ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 15 december 2014
in de zaak 7177
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 12 mei 2014, onder nummer 14-02, aan partijen toegezonden op 12 mei 2014, waarbij van een klacht van klager tegen verweerster klachtonderdeel a gegrond is verklaard, klachtonderdelen b en c ongegrond zijn verklaard en de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2014:310.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 11 juni 2014 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerster.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 13 oktober 2014, waar klager en verweerster zijn verschenen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerster zich niet voldoende deskundig heeft ingespannen bij de behartiging van klagers belangen onder meer door de termijn van betaling van griffierecht ongebruikt te laten verlopen en klager daarover onvoldoende te informeren.
b) verweerster zonder overleg met klager en zonder diens instemming het dossier heeft overhandigd aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van verweerster.
c) de beroepsfout heeft erkend en vervolgens geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor de gevolgen daarvan en klager onvoldoende te informeren.
3.2 Ter zitting van de raad heeft klager het klachtonderdeel dat verweerster zonder overleg met klager en zonder diens instemming het dossier heeft overhandigd aan een cassatieadvocaat om advies uit te brengen, ingetrokken.
4 FEITEN
4.1 Het volgende is komen vast te staan:
De raad heeft in rov. 2 een aantal feiten vastgesteld. Deze zijn in hoger beroep niet betwist. Zij dienen het hof tot uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Klachtonderdeel a
Klager heeft beroep ingesteld tegen de gehele beslissing van de raad. De raad heeft klachtonderdeel a gegrond verklaard. Volgens het bepaalde in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet kan de klager, die de klacht heeft ingediend die tot de beslissing van de raad heeft geleid, van die beslissing hoger beroep instellen indien zijn klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard. Nu klachtonderdeel a door de raad gegrond is verklaard - en dus niet geheel of ten dele ongegrond - kan klager niet in hoger beroep komen tegen de beslissing van de raad op klachtonderdeel a. Het beroep tegen de beslissing op dat klachtonderdeel is derhalve niet-ontvankelijk.
5.2. Klachtonderdeel b
5.2.1 Klager verwijt verweerster het dossier (waaronder de gedingstukken) zonder overleg en zonder diens instemming te hebben overhandigd aan haar beroeps-aansprakelijkheidsverzekeraar. Hij acht dit een schending van de privacy.
5.2.2 Het hof stelt vast dat in de bij de kantonrechter gevoerde procedure, die tot inzet had een premievrije voortzetting van een pensioenvoorziening van klager, de medische gegevens van klager aan de orde waren. Klager grondde zijn vordering onder meer op de stelling dat hij vanwege een oogaandoening arbeidsongeschikt was geraakt.
5.2.3 Het hof neemt het volgende tot uitgangspunt.
In het geval dat een advocaat door zijn cliënt aansprakelijk wordt gesteld voor de schade ontstaan door een beroepsfout is hij gerechtigd en verplicht de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar daarvan in kennis te stellen (vgl. HvD 4 juni 2012, 6186, ECLI:NL:TAHVD:2010:YA3608). In beginsel zal de advocaat mede gerechtigd zijn om de verzekeraar het op die fout betrekking hebbende dossier ter kennis te brengen opdat de verzekeraar zich een oordeel kan vormen. Dit neemt niet weg dat een advocaat daarbij zijn verplichting tot geheimhouding (Gedragsregel 6) niet mag schenden.
Het hof neemt voorts in aanmerking dat daarbij aan een cliënt het rechtens erkende blokkeringsrecht toekomt met betrekking tot de verstrekking van medische gegevens aan anderen dan de medische adviseur van een verzekeraar. Voor het deskundigenbericht in een gerechtelijke procedure is dit blokkeringsrecht onder meer uitgewerkt in HR 22 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB5626, rov. 3.6.3.
Dit leidt ertoe dat het wenselijk kan zijn dat een advocaat, alvorens het dossier ter kennisneming aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar toe te zenden, omtrent kwesties als het blokkeringsrecht met zijn cliënt overleg voert.
5.2.4 Ter zitting van het hof heeft klager verklaard dat hij er geen bezwaar tegen heeft, en zijn klacht daarop geen betrekking heeft, dat zijn medische gegevens zoals die blijken uit de procedure bij de kantonrechter aan de verzekeraar ter kennis worden gebracht. Dit acht hij ook noodzakelijk opdat de verzekeraar de kansen die klager in cassatie zou hebben gehad – ware het niet dat het griffierecht niet tijdig was voldaan – kan beoordelen. Zijn klacht, zo stelde klager, had betrekking op medische gegevens betreffende zijn echtgenote en niet van hem.
5.2.5 Welke deze medische gegevens zijn, wordt door klager evenwel niet toegelicht. Verweerster betwist zulke gegevens (die haar mondeling wel eens zijn genoemd) te hebben doorgezonden. Bijgevolg kan het hof niet vaststellen of er al sprake is geweest van een schending van het beroepsgeheim of van privacy door verweerster.
Op de stelling van verweerster dat zij toestemming van klager had voor doorzending van het procesdossier aan de verzekeraar, hoeft nu niet meer te worden beslist.
Daarbij komt dat in het advocatentuchtrecht alleen geklaagd kan worden door degene die rechtstreeks in een eigen belang is getroffen. Voor het onderhavige geval betekent dit dat alleen klagers echtgenote, maar niet klager, kan klagen over de schending van haar privacy.
5.2.6 De grieven tegen de beoordeling van klachtonderdeel b kunnen mitsdien niet tot een andere beslissing leiden.
5.3 Klachtonderdeel c
Uit het onderzoek ter zitting is gebleken dat dit klachtonderdeel geen zelfstandige betekenis toekomt en inhoudelijk een herhaling vormt van de slotpassage van klachtonderdeel a. Dit klachtonderdeel behoeft geen bespreking.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep met betrekking tot klachtonderdeel a;
- bekrachtigt de beslissing waarvan beroep ten aanzien van klachtonderdeel b;
- verstaat dat klachtonderdeel c geen zelfstandige betekenis heeft.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A. Beker, M.M.H.P. Houben, A.J. Louter en R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2014.