Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-03-2013
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2013:20
Zaaknummer
6482
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij ongegrond. Niet gebleken van disproportioneel gedrag of ongeoorloofde druk.
Uitspraak
Beslissing van 18 maart 2013
in de zaak 6482
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 30 mei 2012, onder nummer 11-295A, aan partijen toegezonden op 30 mei 2012, waarbij het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter gegrond is verklaard en de klacht van klager in alle onderdelen ongegrond is verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 25 juni 2012 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de brief met bijlagen van klager aan het hof 29 juni 2012;
- de brief met bijlagen van klager aan het hof van 6 juli 2012.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 21 januari 2013, waar klager en verweerder zijn verschenen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt in dat verweerder in strijd met de in artikel 46 Advocatenwet neergelegde normen heeft gehandeld doordat hij, als advocaat van klagers wederpartij, alle middelen geoorloofd acht om zijn doel te bereiken, ook als dit ten koste gaat van de gezondheid van derden, zoals in dit geval de gezondheid van klagers moeder. Klager beklaagt zich er in dit verband over dat verweerder enige tijd dagelijks heeft gebeld naar het huis van klagers moeder, waarbij verweerder de moeder zwaar onder druk zette, haar beledigde door te suggereren dat zij niet de oma van klagers kinderen was aangezien klager niet hun vader was, en waarbij hij beweerde dat klager voor een aantal jaren de gevangenis in zou moeten vanwege kinderontvoering. Als gevolg van de leugens en handelwijze van verweerder is de moeder, aldus klager, tijdelijk opgenomen geweest in een ziekenhuis en moest zij zware medicijnen slikken.
4 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
- Verweerder treedt op als advocaat van mevr. S., de ex-partner van klager. Klager is in juli 2010 met hun drie minderjarige kinderen – geboren op 28 februari 2001, 22 december 2002 en 19 maart 2007 - naar I. vertrokken. Klager en mevr. S. hadden een co-ouderschap; de kinderen werden door de ouders ieder voor 50% van de tijd verzorgd. Bij de reis naar I. heeft klager gebruik gemaakt van de I.ische paspoorten van de kinderen waarover zij naast hun Nederlandse paspoorten beschikken
- Mevr. S. heeft, omdat (volgens haar stelling) hier sprake was van een ontvoering, direct na ontdekking verweerder ingeschakeld om de kinderen weer terug naar Nederland te halen. Verweerder is daarop onmiddellijk naar I. afgereisd.
- In I. heeft hij, behalve met klager ook enkele malen (kort) telefonisch contact gehad met de moeder van klager die daar woont en bij wie de kinderen verbleven.
- De kinderen zijn met klager na circa vier weken begin augustus 2010 teruggekeerd. Het door verweerder tegen klager aangespannen kort geding heeft hij daarna bij brief van 6 augustus 2010 ingetrokken.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerder heeft in hoger beroep zijn verweer herhaald dat klager niet rechtstreeks in zijn belangen is geschaad en daarom in zijn klacht niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard. Het hof verwerpt dit verweer en is evenals de raad van oordeel dat de aan verweerder toegeschreven uitlatingen aan klagers moeder en het overig aan verweerder verweten handelen – indien hiervan zou blijken - nadelige gevolgen voor klager hebben gehad. Klager wordt dus geacht een eigen belang bij zijn klacht tegen verweerder te hebben. Thans zal worden beoordeeld of de verwijten feitelijk vast staan en verweerder daarvan tuchtrechtelijk een verwijt kan worden gemaakt.
5.2 Verweerder heeft tijdens de behandeling ter zitting in hoger beroep zijn handelwijze en beslissingen toegelicht. Mevrouw S. meldde zich in paniek bij hem, de kinderen waren zonder haar medeweten en toestemming op de (in bezit van klager zijnde) I.ische paspoorten meegenomen, zij wist niet waar de kinderen verbleven, en zij wist evenmin of en wanneer de kinderen naar Nederland zouden terugkeren.
5.3 Gelet op deze informatie van mevrouw S., aan de juistheid waarvan verweerder niet behoefde te twijfelen, stond het hem vrij om direct tot actie over te gaan. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat de advocaat vanuit zijn eigen professionele verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Gelet op verweerders ervaringen in vergelijkbare zaken, waarin de kinderen zonder overleg aan het gezag van een (de andere) ouder worden onttrokken, mocht hij handelen zoals hij heeft gedaan. Hoewel het gevaar bestaat van disproportioneel – en daarmee af te keuren - gedrag bij de uitvoering van een actie als de onderhavige, is niet aannemelijk geworden dat dit gevaar zich hier heeft verwezenlijkt.
5.4 Dat verweerder meer dan geoorloofde druk heeft uitgeoefend blijkt niet. Weliswaar bevindt zich bij de stukken een verklaring van de moeder van klager, waaruit dat zou kunnen blijken, maar gelet op de gemotiveerde betwisting van verweerder van die verklaring kan niet als vaststaand worden aangenomen dat verweerder over de schreef is gegaan. Klager, die zijn wetenschap uitsluitend ontleent aan hetgeen zijn moeder zou hebben meegemaakt, biedt geen begin van bewijs voor zijn stelling. De betreffende verklaring van de moeder is bovendien niet in haar eigen taal maar door klager in het Nederlands opgesteld. De klacht kan daarom niet gegrond worden verklaard. Het aanbod van klager om zijn moeder als getuige te laten horen wordt gepasseerd. Gesteld al dat zij bedoelde verklaring volledig zou bevestigen, dan nog staat overeind dat door de tegenspraak van die verklaring door verweerder niet kan worden vastgesteld dat het standpunt van klager juist is.
5.5 Nu de grieven tegen de beslissing van de raad falen, zal als volgt worden beslist.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline, in het ressort Amsterdam van 30 mei 2012, onder nummer 11-295A.
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, G. Creutzberg, J.S.W. Holtrop en G.J.L.F. Schakenraad, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2013.