Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-03-2016

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2016:116

Zaaknummer

150069

Inhoudsindicatie

Niet de advocaat, maar klaagster heeft niet adequaat gereageerd, althans nagelaten verweerder tijdig en op juiste wijze te informeren.

Uitspraak

Beslissing

van 7 maart 2016   

in de zaak 150069

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 31 augustus 2015, onder nummer 15-39, aan partijen toegezonden op 31 augustus 2015, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 30 september 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder van 23 november 2015;

-    de nader ingezonden stukken van de heer A d.d. 24 december 2015;

-    de nader ingezonden stukken van verweerder van 29 december 2015.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 11 januari 2016, waar verweerder en de heer A,  en mevrouw B, zuster van de heer A, namens klaagster zijn verschenen. Namens klaagster is gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: 

a)    onvoldoende uitvoering te geven aan de coördinerende en toezichthoudende taak die hij had met betrekking tot de oprichting van een BV;

b)    klaagster niet, onvoldoende of te laat op de hoogte te brengen van de relevante ontwikkelingen;

c)    een te hoog bedrag in rekening te brengen voor zijn werkzaamheden.

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    De rechtsvoorganger van klaagster, [bedrijfsnaam] C.V., heeft verweerder gevraagd bijstand te verlenen bij de wijziging van de rechtspersoonlijkheid van de onderneming. Op 12 mei 2012 schreef verweerder in dit verband aan klaagster:

“Even op een rijtje wat we afspraken:

(…)

Er worden voorbereidingen getroffen voor het oprichten van een BV, waar [bedrijf] in wordt ingebracht. Datum van overgang zou 1 januari 2013 kunnen zijn. (…) De kosten van de notaris zijn ongeveer 925,-, inclusief leges etc. Ik zal een concept van de akte van oprichting voor jullie opstellen, aan de hand van het model van de notaris. Jullie moeten dan zorgen voor een balans per 31 december 2012 en dat betekent wat er wat voorwerk moet worden gedaan, om er voor te zorgen dat die balans dan ook beschikbaar is.”

4.2    Verweerder heeft een notaris benaderd en deze opdracht gegeven om de C.V. om te zetten in een B.V. en dit voor 1 januari 2013 te realiseren. Verweerder heeft de notaris op 28 juni 2012 geschreven dat de statuten konden worden voorbereid. Klaagster heeft een kopie van deze e-mail ontvangen.

4.3    Verweerder heeft op 10 oktober 2012 aan de boekhouder van (de rechtsvoorgangster van) klaagster geschreven:

“Voor de goede orde bevestig ik hierbij het telefoongesprek van gisteren, waarin ik u erop wees dat het de intentie is van de heer C, h.o.d.n. [bedrijfsnaam], om per 1 januari a.s. de onderneming in te brengen in een BV.

Tenzij u op basis van uw expertise anders zou adviseren, ga ik er daarbij van uit dat het het beste is de inbreng geruisloos te laten plaatsvinden. In dat geval verzoek ik u vriendelijk ten behoeve van cliënt zorg te dragen voor de vervulling van de formaliteiten die daarvoor nodig zijn (…)”.

4.4    Op 11 oktober 2012 heeft verweerder (de rechtsvoorgangster van) klaagster geschreven dat hij al contact had gehad met de boekhouder en hem gevraagd had met haar contact op te nemen over de voorbereiding van de geruisloze inbreng van de onderneming in de B.V.

4.5    In februari 2013 is de concept-jaarrekening 2012 van (de rechtsvoorgangster van) klaagster beschikbaar gekomen. 

4.6    Uiteindelijk is de akte van oprichting van klaagster medio 2013 verleden. Klaagster is op 24 juni 2013 in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel ingeschreven. De bestaande C.V. is tegelijkertijd door de notaris met terugwerkende kracht tot 10 januari 2013 uitgeschreven en overgebracht in de nieuw opgerichte B.V.

4.7    Voor oprichting van de B.V. is een bedrag van € 822,89 aan de notaris en een bedrag van € 2.292,- aan verweerder betaald.

4.8    Bij brief van 4 juli 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

5    BEOORDELING

5.1    De raad heeft met betrekking tot de klachtonderdelen a en b geoordeeld dat de taak van verweerder zich voornamelijk beperkte tot het verstrekken van gegevens en het voeren van overleg met de notaris op die momenten waarop klaagster daarom verzocht. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder klaagster onvoldoende of te laat heeft geïnformeerd over zijn werkzaamheden. Ook overigens is – aldus de raad – niet gebleken dat verweerder onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan zijn faciliterende taak.

5.2    De kern van klaagsters bezwaar tegen het oordeel van de raad komt erop neer dat klaagster meer begeleiding en regie van verweerder had mogen verwachten bij de omzetting van de onderneming. Daartoe stelt klaagster dat het oorspronkelijke idee van de omzetting van verweerder kwam, verweerder in de mail van 20 mei 2012, in welke mail verweerder de afspraken op een rijtje heeft gezet, geen beperkingen in zijn werkzaamheden heeft aangebracht, verweerder zich naar buiten toe niet alleen presenteerde als advocaat doch ook als belastingadviseur, verweerder daadwerkelijk ook veelvuldig fiscaal advies aan klaagster heeft gegeven, verweerder klaagster niet op tijd geïnformeerd heeft over het feit dat bepaalde handelingen al waren verricht, zodat schade had kunnen worden beperkt. Dat verweerder klaagster heeft verwezen naar een boekhouder of notaris ontsloeg hem niet van de plicht klaagster proactief te informeren over mogelijke risico’s, waaronder het probleem met de fiscale oudedagsreserve (FOR) als gevolg van de omzetting.

5.3    Het hof volgt klaagster niet in haar betoog. Uit de door verweerder overgelegde correspondentie tussen hem en klaagster valt geenszins af te leiden dat verweerder een coördinerende rol op zich zou nemen in het kader van de voorgenomen omzetting van de onderneming. Integendeel, verweerder heeft in zijn mail van  mei 2012 een opsomming van zijn  werkzaamheden gegeven en klaagster gewezen op de werkzaamheden die door de notaris alsmede door klaagster en/of haar boekhouder zelf dienden te worden verricht. Uit de (mail) correspondentie in 2012 en 2013 volgt vervolgens dat verweerder de hem opgedragen werkzaamheden heeft uitgevoerd en steeds bij klaagster heeft geïnformeerd naar de voortgang. Ook komt uit de correspondentie naar voren dat verweerder klaagster veelvuldig heeft gewezen op de zaken die nog geregeld moesten worden en/of verzocht om nadere informatie. Zo heeft verweerder klaagster na oprichting van de B.V. in zijn mail van 8 juli 2013 onder andere geadviseerd omtrent de verschillende mogelijkheden om de onderneming in te brengen, alsmede omtrent de mogelijkheid van een activa transactie, waarbij een gedeelte van de onderneming werd ingebracht. Daarbij schreef hij dat partijen wellicht overleg konden plegen, met ook de boekhouder, ten einde een en ander op een goede manier vorm te geven. Bedoeld overleg heeft echter niet plaatsgevonden. Daarna - in september 2013 - heeft verweerder contact opgenomen met klaagster onder andere in verband met de in de onderneming aanwezige FOR. Verweerder schrijft in dit kader dat klaagster  bij de overgang van de onderneming naar de B.V. daarmee rekening moet houden om te voorkomen dat de FOR vrijvalt en fiscaal afgerekend moet worden. Illustratief in dit verband is de mail van verweerder van 3 september 2013, waarin hij aan het einde aan klaagster schrijft: “Wil je daarom snel reageren en actie ondernemen, waaronder een afspraak voor een bespreking en overleg met je boekhouder over de huidige stand van zaken? Ik maak me echt zorgen over de manier waarop het tot nu toe verloopt.”. Uit meergenoemde correspondentie alsook uit de mededelingen van de zijde van klaagster ter zitting valt af te leiden dat het juist klaagster is geweest die niet adequaat heeft gereageerd naar aanleiding van de diverse berichten van verweerder, althans heeft nagelaten verweerder tijdig en op juiste wijze te informeren omtrent de acties die zij al dan niet had ondernomen. Zo heeft pas in januari 2014 de door verweerder verzochte bespreking plaatsgevonden en is verweerder eerst toen duidelijk kunnen worden dat inbreng van de onderneming reeds had plaatsgevonden per 10 januari 2013, waardoor de waarschuwing van verweerder in november 2013 dat voor de inbreng van de onderneming een regeling moest worden getroffen met betrekking tot de FOR als gevolg van het eigen handelen/nalaten van klaagster in feite zinloos was.

5.4    In het licht van het vorenstaande is het hof dan ook van oordeel dat verweerder ter zake van de klachtonderdelen a en b geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken.

5.5    Voor wat betreft klachtonderdeel c heeft de raad overwogen dat de in rekening gebrachte bedragen de raad niet als onredelijk hoog voorkomen. Het onderzoek in hoger beroep met betrekking tot dit klachtonderdeel heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.6    De slotsom is dat de bezwaren van klaagster tegen de beslissing van de raad niet kunnen slagen en dat deze beslissing moet worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 31 augustus 2015, onder nummer 15-39 gewezen.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. L. Ritzema, A.R. Sturhoofd, J.C. van Oven en M. Pannevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M.J. Gijzen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2016.

griffier        voorzitter                     

    

De beslissing is verzonden op 7 maart 2016.