Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-02-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:34

Zaaknummer

17-831/DB/ZWB/D

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zijn wegens verdenking van oplichting gedetineerde cliënt op verzoek van de echtgenote van die cliënt een document ter overboeking van een bedrag van € 50.000,-- te laten ondertekenen. Geheimhoudingsplicht geschonden door nadat verweerder was aangehouden door de politie tijdens het verhoor te verklaren over de persoon van de cliënt, de zaak en bij de zaak betrokken personen. Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door in twee tuchtrechtelijke beslissingen uitgesproken proceskostenveroordelingen niet tijdig te voldoen. Dekenbezwaar in alle onderdelen gegrond. Mede gelet op tuchtrechtelijk verleden schorsing van 4 weken waarvan 2 weken voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar, verkorting termijn 8a lid 3 tot 2 jaar.

Uitspraak

 

Herstelbeslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 8 februari 2018

 

in de zaak 17-831/DB/ZWB/d

 

 

naar aanleiding van het bezwaar van:

 

 

de deken

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

 

 

 

 

De deken heeft de raad bij brief d.d. 22 januari 2018, door de raad ontvangen op 23 januari 2018, verzocht om een herstelbeslissing af te geven nu in het dictum niet is bepaald op welk tijdstip de onvoorwaardelijke schorsing ingaat.

 

Verweerder is bij brief van de raad aan diens gemachtigde d.d. 25 januari 2018 in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het verzoek van de deken. Verweerder, noch diens gemachtigde, heeft binnen de gestelde termijn van vijf dagen gereageerd, zodat de raad er vanuit gaat dat verweerder zich niet verzet tegen het geven van de onderhavige herstelbeslissing.

 

Het dictum van de beslissing van 15 januari 2018 behoeft naar het oordeel van de raad aanvulling, nu daarin abusievelijk niet is bepaald op welk tijdstip de schorsing, voor zover deze onvoorwaardelijk is opgelegd, ingaat.

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

herstelt voornoemde beslissing van 15 januari 2018  in die zin, dat het dictum komt te luiden als volgt:

 

De raad van discipline:

-      verklaart het bezwaar van de deken in alle onderdelen gegrond;

-      legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken;

-      bepaalt dat van deze schorsing twee weken niet ten uitvoer zullen worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

-      stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt;

-      bepaalt dat het onvoorwaardelijk gedeelte van de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:

       -           de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,

       -           verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd, maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat

       -           de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;

-      veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van              EUR 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de wijze en binnen de termijn als onder 7.1 van de beslissing d.d. 15 januari 2018 bepaald;

-      bepaalt dat de in artikel 8a, derde lid, van de Advocatenwet bedoelde termijn wordt verkort tot twee jaar.

 

Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, mrs. J.B. de Meester, R. van den Dungen, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 februari 2018.

 

 

 

Griffier                                                                   Voorzitter

 

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze herstelbeslissing is in afschrift op 8 februari 2018

 

 

 verzonden aan:

-      de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-      verweerder

-      de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-      het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

-      de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten