Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-03-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2018:46

Zaaknummer

18-035/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk ongegrond. Niet verweerster, maar haar kantoorgenote heeft klager als advocaat bijgestaan. Verweerster kan niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor het handelen en/of nalaten van haar kantoorgenote.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van  2 maart 2018

in de zaak 18-035/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 18 januari 2018 met kenmerk 4017-0505, door de raad ontvangen op 19 januari 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager heeft zich in juni 2016 tot het kantoor van verweerster gewend inzake juridische bijstand rondom een echtscheidingsprocedure. Daartoe is op 11 juli 2016 een (eerste) bespreking geweest tussen klager en een (toenmalige) kantoorgenoot van verweerster, mr. O., in het bijzijn van verweerster.

1.2 Bij brief van 14 juli 2016 aan klager heeft mr. O. de opdracht van klager aanvaard.

1.3 Ter zitting van de rechtbank Amsterdam op 8 december 2016 heeft mr. O. klager als advocaat bijgestaan bij de behandeling van de voorlopige voorzieningen in de echtscheidingsprocedure.

1.4 Op 9 januari 2017 heeft mr. O. - in het bijzijn van verweerster - een bespreking gevoerd met klager over de beschikking van de rechtbank van 22 december 2016 inzake voormelde voorlopige voorzieningenprocedure alsmede de oplopende kosten voor klager in zijn echtscheidingszaak.

1.5 Klager heeft zich bij e-mails van 9 en 10 januari 2017 tot verweerster gewend, onder meer omtrent zijn (gebrek aan) vertrouwen in mr. O.

1.6 Bij brieven van 16 en 25 januari 2017 heeft verweerster klager (namens mr. O.) - mede naar aanleiding van de e-mails van klager aan verweerster - te kennen gegeven de behandeling van zijn zaak neer te leggen wegens een vertrouwensbreuk. In de brief van 16 januari 2017 heeft verweerster klager tevens meegedeeld dat de helft van de nog openstaande declaraties wordt kwijtgescholden. Aan klager is een totaalbedrag van € 20.677,87 gedeclareerd.

1.7 Bij brief van 1 augustus 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) de opdracht met klager eenzijdig heeft beëindigd;

b) klager teveel heeft laten betalen voor (niet) geleverde diensten.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter overweegt als volgt. Uit het klachtdossier volgt dat klager zich tot het kantoor van verweerster heeft gewend om juridische bijstand te verkrijgen in zijn echtscheidingszaak, maar dat hij gedurende de periode waarin hij als cliënt verbonden was aan het kantoor niet door verweerster als advocaat is bijgestaan, maar door mr. O., een (toenmalige) kantoorgenoot van verweerster. In dat kader is de opdracht van klager bij brief van 14 juli 2016 door mr. O. aanvaard en heeft verweerster (namens mr. O.) bij brief van 25 januari 2017 kenbaar gemaakt dat de werkzaamheden voor klager werden neergelegd. Dat het mr. O. was die als advocaat klager bijstond heeft klager voorts bevestigd in zijn e-mailbericht van 9 januari 2017 aan verweerster. Daarin deelde hij mee dat hij van oordeel was dat hij en mr. O. ‘… deze zaak gewoon tot een goed einde moeten brengen.’, welke tekst gevolgd werd door: ‘Samen uit samen thuis! Om die rede heb ik vanochtend ook het vertrouwen in Marijke (dit is mr. O., vzt) uitgesproken.’ Dat verweerster bij de communicatie tussen klager en mr. O. betrokken is geweest, maakt niet dat er tussen klager en verweerster een advocaat-cliëntrelatie is ontstaan, temeer nu hierbij onder andere financiële aspecten rondom de dienstverlening aan klager aan bod kwamen, die verweerster als partner van het kantoor rechtstreeks aangaan. Verweerster kan niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor het handelen en/of nalaten van mr. O., waaronder het neerleggen van de opdracht van klager en het declareren aan klager van (grotendeels) door mr. O. verrichte werkzaamheden. De klacht van klager is reeds gelet hierop kennelijk ongegrond.

4.2    Ten overvloede overweegt de voorzitter dat het een advocaat vrij staat zijn opdracht neer te leggen indien hij van mening is dat de noodzakelijke vertrouwensband tussen hem en zijn cliënt ontbreekt. Daarbij dient de advocaat die beslissing telkens wel zo tijdig mogelijk en op zorgvuldige wijze kenbaar te maken, zodat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt. Dat in het geval van klager niet aan die vereisten zou zijn voldaan, is niet gebleken.

4.3 De voorzitter overweegt voorts ten overvloede dat de tuchtrechter geen declaratiegeschillen beoordeelt, maar wel waakt tegen excessief declareren. Dat daarvan in dit geval sprake is geweest, is gesteld noch gebleken.

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. P.J. Verdam als griffier op 2 maart 2018.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 2 maart 2018 verzonden.