Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-03-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2018:33
Zaaknummer
17-472/DB/OB
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Klaagster sub 2 kennelijk niet-ontvankelijk wegens ontbreken eigen belang. Klager sub 1, voor zover klacht ingediend door hem als bestuurder van de failliete BV, kennelijk niet-ontvankelijk wegens ontbreken toestemming curator. Klager sub 1, voor zover klacht ingediend in privé, wel ontvankelijk. Verweerder heeft grenzen vrijheid advocaat wederpartij niet overschreden. Klacht kennelijk ongegrond. Oordeel voorzitter juist. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 5 maart 2018
in de zaak 17-472/DB/OB
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 24 augustus 2017 op de klacht van:
klagers
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij e-mailbericht d.d. 19 oktober 2016 hebben klagers bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, hierna: ‘de deken”, een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief van 22 juni 2017 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad.
1.3 Bij beslissing van 24 augustus 2017 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter klaagster sub 2 met toepassing van artikel 46j lid 1 sub b Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, klager sub 1, voor zover hij de klacht indient in zijn hoedanigheid van bestuurder van NH B.V., met toepassing van artikel 46j lid 1 sub b Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en klager sub 1, voor zover hij de klacht in privé indient, ontvankelijk verklaard en de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c van de Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 25 augustus 2017 verzonden aan klagers.
1.4 Bij e-mailbericht d.d. 6 september 2017 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 januari 2018 in aanwezigheid van klager sub 1 en klaagster sub 2, vertegenwoordigd door de heer S. en verweerder. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 6 september 2017, de nagekomen e-mailberichten met bijlagen van klagers d.d. 16 oktober 2017, 24 oktober 2017, 2 november 2017, 9 november 2017, 15 november 2017, 17 november 2017 en 29 november 2017, de brief met bijlagen van klagers d.d. 4 december 2017 en het e-mailbericht met bijlagen van klagers d.d. 27 december 2017.
2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klagers in verzet in zoverre niet opkomen.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij vals heeft gedagvaard en zich heeft schuldig gemaakt aan heimelijke samenspanning, met als resultaat een misdadig vonnis.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:
Klagers zijn het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Het verweer van verweerder snijdt geen hout.
3.3 In verzet is de vraag aan de orde of de voorzitter is uitgegaan van de juiste beoordelingscriteria en of hij terecht heeft geoordeeld dat behandeling op zitting niet verder kon bijdragen aan zijn oordeelsvorming.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd en voorts acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De raad stelt vast dat klagers het verwijt aan verweerder in verzet niet nader hebben geconcretiseerd, anders dan de ter zitting van de raad geponeerde stelling dat verweerder heeft verzuimd om drie relevante stukken als productie aan de dagvaarding te hechten. De raad overweegt dat, indien klager sub 1 van mening was dat de dagvaarding onvolledig was, het aan de advocaat van klager sub 1 was om dit in de gerechtelijke procedure naar voren te brengen, hetgeen deze laatste, zo heeft de gemachtigde van klagers ter zitting van de raad desgevraagd verklaard, echter heeft geweigerd. Hiervan kan verweerder evenwel geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
4.2 De raad komt tot de slotsom dat de door klagers aangevoerde gronden niet slagen. De voorzitter heeft terecht en op juiste gronden toepassing gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. R. van den Dungen, A.J.F. van Dok, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 maart 2017.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 5 maart 2018
verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing, voor zover het verzet on gegrond is verklaard, geen rechtsmiddel open.