Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-01-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2018:44
Zaaknummer
17-723/DH/RO
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 17 januari 2018
in de zaak 17-723/DH/RO
naar aanleiding van de klacht van:
klager sub 1
en
klaagster sub 2
tegen:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 4 september 2017 met kenmerk R 2017/76 ml/mb, door de raad ontvangen op 5 september 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klager sub 1 en klaagster sub 2 (hierna gezamenlijk: ‘klagers’) zijn echtgenoten. Verweerster heeft klagers sinds 2012 in een zestal zaken bijgestaan. Zij heeft zes toevoegingen aangevraagd voor de volgende zaken:
1. ***48 (…) eigen bijdrage: EUR 127,-
2. ***17 (…) eigen bijdrage: EUR 823,-
3. ***65 (…) eigen bijdrage: EUR 514,-
4. ***26 (…) eigen bijdrage: EUR 514,-
5. ***52 (…) eigen bijdrage: EUR 514,-
6. ***84 (…) eigen bijdrage: EUR 514,-.
1.2 De eerste drie dossiers hadden betrekking op loongeschillen tussen klaagster en haar (voormalig) werkgever.
Dossier 1 (***48)
1.3 Bij brief van 30 augustus 2012 heeft verweerster klaagster een opdrachtbevestiging gezonden in de zaak ***48. Deze opdrachtbevestiging luidt onder meer als volgt:
“(…) Hierbij bevestig ik u voor de goede orde dat ik u als advocaat zal bijstaan in opgemelde kwestie.
U verzocht mij bij te staan in een geschil dat u heeft met uw werkgever. U deelde mij mede dat uw werkgever ten onrechte uw volledige salaris niet voldoet, terwijl u meent recht te hebben op uw volledige salaris omdat u arbeidsongeschikt bent.
Tijdens onze bespreking heb ik u gewezen op het feit dat u, afhankelijk van uw inkomen en vermogen in het jaar 2010, eventueel in aanmerking kunt komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Dit houdt in dat een gedeelte van mijn kosten in de onderhavige zaak, kunnen worden vergoed door de overheid. U dient echter wel een door de Raad voor Rechtsbijstand nader te bepalen eigen bijdrage, variërend van € 127,-- tot € 786,-- aan mij te voldoen alsmede eventuele kosten van derden (…). In dat kader zal ik namens u een zogenaamde toevoeging aanvragen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Zoals besproken zend ik u bijgaand een voorschot eigen bijdrage nota met het verzoek voor betaling zorg te dragen. (…)”
De voorschot eigen bijdrage nota d.d. 30 augustus 2012 bedroeg EUR 786,-.
1.4 Bij brief van 29 augustus 2012 in de zaak ***48 heeft verweerster de werkgever van klaagster als volgt bericht:
“(…) Tot mij heeft zich gewend [klaagster], u wel bekend, met het verzoek haar belangen in opgemelde kwestie te behartigen.
Cliënte is reeds bij u werkzaam als schoonmaakster op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Op 17 juli jl heeft zij zich ziek gemeld, cliënte is sindsdien arbeidsongeschikt.
(…)
Ik heb van cliënte begrepen dat u haar salaris over de afgelopen periode niet volledig heeft betaald. Cliënte houdt zich beschikbaar en bereid, om zodra zij weer arbeidsgeschikt is, de bedongen arbeid op eerste afroep te komen verrichten. Hiernaast maakt cliënt aanspraak op volledige doorbetaling van haar salaris. Mocht cliënte haar salaris niet volledig ontvangen, acht zij zich genoodzaakt zulks in rechte te vorderen (…). (…)”
1.5 Bij e-mail van 23 juni 2013 te 22.09 uur heeft verweerster de werkgever van klaagster verzocht het volledige salaris (inclusief vakantiegeld) per datum arbeidsongeschiktheid te voldoen en telefonisch contact op te nemen met verweerster om de kwestie nogmaals te bespreken.
1.6 Bij brief van 18 juli 2013 heeft verweerster klaagster als volgt bericht:
“(…) Refererend aan onze bespreking van vandaag waarin wij hebben geconstateerd dat uw werkgever uw achterstallige salaris volledig heeft betaald, bevestig ik u voor de goede orde dat ik derhalve zal overgaan tot sluiting van uw dossier. (…)”
Dossier 2 (***17)
1.7 Bij brief van 10 maart 2014 met kenmerk ***17 heeft verweerster klaagster een opdrachtbevestiging gezonden. De inhoud luidt onder meer als volgt:
“(…) Refererend aan onze bespreking d.d. heden, bevestig ik u hierbij dat u mij heeft verzocht u juridisch bij te staan in verband met bovengenoemde zaak.
Zoals besproken, zal ik voor mijn werkzaamheden een aanvraag voor gefinancierde rechtshulp indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. De Raad zal op basis van uw inkomensgegevens van 2012, zoals die bekend zijn bij de Belastingdienst, vaststellen of u in aanmerking komt voor gefinancierde rechtshulp. Als dat het geval is, dan zal de Raad een bedrag vaststellen dat u, op basis van uw inkomen in 2012, aan mij dient te betalen als eigen bijdrage voor uw zaak. (…)
Indien u overleg wenst te voeren, kunt u uiteraard telefonisch of per e-mail contact met mij opnemen. (…)”
1.8 Op 25 juli 2014 heeft verweerster een e-mail gezonden aan de werkgever van klaagster, waarin zij onder meer schrijft dat zij begin september nader contact met de werkgever zal opnemen over de vervolgstappen. De werkgever heeft diezelfde datum per e-mail op deze e-mail gereageerd.
1.9 Bij brief van 28 november 2014 met kenmerk ***17 heeft verweerster klaagster als volgt bericht:
“(…) Refererend aan onze bespreking d.d. 24 november jl. waarin wij hebben geconstateerd dat het geschil met uw werkgever thans is opgelost nu zij haar (betalings)verplichtingen jegens u is nagekomen, bevestig ik u voor de goede orde dat ik zal overgaan tot sluiting van uw dossier. (…)”
Dossier 3 (***65)
1.10 Bij brief van 17 maart 2015 heeft de werkgever klaagster een officiële waarschuwing gezonden.
1.11 Op 20 maart 2015 heeft de werkgever klaagster per brief bericht dat de loondoorbetaling zou worden gestaakt.
1.12 Bij brief van 3 april 2015 heeft de werkgever klaagster bericht dat de loondoorbetaling in zijn geheel werd stopgezet vanaf 3 april 2015.
1.13 Op 13 april 2015 heeft verweerster klaagster een opdrachtbevestiging gezonden in de zaak ***65. De inhoud daarvan luidt als volgt:
“(…) Refererend aan onze bespreking op 3 april 2015, bevestig ik u hierbij dat u mij heeft verzocht u juridisch bij te staan in verband met bovengenoemde zaak.
Zoals besproken, zal ik voor mijn werkzaamheden een aanvraag voor gefinancierde rechtshulp indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. De Raad zal op basis van uw inkomensgegevens van 2013, zoals die bekend zijn bij de Belastingdienst, vaststellen of u in aanmerking komt voor gefinancierde rechtshulp. Als dat het geval is, dan zal de Raad een bedrag vaststellen dat u, op basis van uw inkomen in 2013, aan mij dient te betalen als eigen bijdrage voor uw zaak. (…)
Indien u overleg wenst te voeren, kunt u uiteraard telefonisch of per e-mail contact met mij opnemen. (…)”
1.14 Bij brief van 21 mei 2015 heeft verweerster de advocaat van de werkgever van klaagster verzocht om de loonstop per 3 april 2015 op te heffen en het volledige salaris van klaagster met terugwerkende kracht aan klaagster door te betalen. Bij gebreke hiervan zou verweerster namens klaagster een procedure in gang zetten.
1.15 Op 28 mei 2015 heeft verweerster klaagster een factuur ter hoogte van EUR 514,- (de eigen bijdrage) gezonden.
1.16 Op 10 juni 2015 heeft de werkgever verweerster een brief gezonden.
1.17 Bij e-mail van 5 januari 2016 te 15.31 uur heeft een medewerker van het kantoor van verweerster klaagster als volgt bericht:
“(…) In opgemelde kwestie spraken wij eerder af dat u mij begin januari 2016 zou laten weten of u nog nadere maatregelen jegens uw werkgever (…) wenst te nemen in verband met achterstallige loonbetaling. U zou mij laten weten wat de hoogte is van de door u vermeende achterstallige loonbetalingen, onderbouwd met stukken.
Ik verneem dan ook graag zo spoedig mogelijk van u, zodat ik nadere actie kan ondernemen dan wel mijn werkzaamheden op uw verzoek dien te beëindigen. (…)
Namens [verweerster] (…)”
Dossier 4 (***26)
1.18 Bij brief van 13 maart 2015 heeft verweerster klager als volgt bericht:
“(…) Refererend aan onze bespreking op 2 maart 2015, bevestig ik u hierbij dat u mij heeft verzocht u juridisch bij te staan in verband met bovengenoemde zaak.
Zoals besproken, zal ik voor mijn werkzaamheden een aanvraag voor gefinancierde rechtshulp indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. De Raad zal op basis van uw inkomensgegevens van 2013, zoals die bekend zijn bij de Belastingdienst, vaststellen of u in aanmerking komt voor gefinancierde rechtshulp. Als dat het geval is, dan zal de Raad een bedrag vaststellen dat u, op basis van uw inkomen in 2013, aan mij dient te betalen als eigen bijdrage voor uw zaak. (…)”
1.19 Verweerster heeft de wederpartij van klager bij e-mail van 13 maart 2015 te 12.49 uur als volgt bericht:
“(…) Tot mij heeft zich gewend [klager] met het verzoek zijn belangen te behartigen. Cliënt deelde mij onder andere mede bij u een ondeugdelijke telefoon te hebben gekocht en de betreffende telefoon aan u heeft geretourneerd waarbij cliënt aanspraak heeft gemaakt op terugbetaling van het door hem betaalde aankoopbedrag. Cliënt heeft zich bij schrijven d.d. 11 december 2014 tot u gericht in verband met het vorenstaande. Helaas heeft cliënt tot op heden geen reactie van u mogen ontvangen. Derhalve heeft cliënt zich genoodzaakt geacht zich tot ondergetekende te wenden.
Gelet op het vorenstaande verzoek c.q. sommeer ik u om binnen een week na verzending van deze mail het volledige aankoopbedrag aan cliënt te retourneren op het bij u bekende bankrekeningnummer van cliënt. Mocht cliënt binnen de gestelde termijn geen betaling van u hebben ontvangen, acht ik mij vrij om u zonder nadere aankondiging in rechte te betrekken. Uiteraard zullen alle hiermee gemoeide kosten voor uw rekening en risico komen. Ik ga er vanuit dat het niet zover hoeft te komen. (…)”
1.20 Bij e-mail van 18 maart 2015 te 14.32 uur heeft de wederpartij van klager laten weten twijfels te hebben over het door verweerster gestelde.
1.21 Bij e-mailberichten van 27 augustus 2015 te 12.43 uur en 7 oktober 2015 te 13.39 uur heeft verweerster contact opgenomen met de wederpartij van klager.
1.22 Bij e-mail van 5 januari 2016 te 15.52 uur heeft verweerster de wederpartij van klager als volgt bericht:
“(…) Naar aanleiding van mijn onderstaande e-mails, heb ik tot op heden niet van u mogen vernemen. Zoals u kunt zien, heeft cliënt de betreffende telefoon via DHL retour gezonden, zie bijgaand document waaruit blijkt dat de telefoon op 4 november 2014 door cliënt is ingeleverd bij [adres]. Cliënt heeft er op mogen vertrouwen dat de telefoon via DHL, zie bijgaand bewijs van de aflevering, aan u is geleverd en door u in ontvangst is genomen op 6 november 2014 om 11.53 uur. Hiermee toont cliënt aan dat hij de telefoon aan u heeft geretourneerd en dat u derhalve bent gehouden het door cliënt betaalde factuurbedrag ad. € 156,95 vermeerderd met de retourneringskosten € 6,50 te voldoen op het bij u bekende bankrekeningnummer van cliënt, bij gebreke waarvan ik nadere maatregelen jegens u zal nemen. (…)”
Verweerster heeft deze e-mail en de daarin bedoelde e-mailcorrespondentie op 6 januari 2016 per e-mail doorgezonden naar klager, en hem bericht dat zij hem zou informeren indien zij nieuws had.
Dossier 5 (***52)
1.23 Op 13 mei 2015 heeft verweerster klager een opdrachtbevestiging gezonden. De eigen bijdrage werd vastgesteld op EUR 514,-. Het geschil had betrekking op door klager opgelopen schade vanwege vertraging van een vlucht.
1.24 Namens klager heeft verweerster de vliegtuigmaatschappij op 27 mei 2016 gedagvaard. Bij vonnis van 18 augustus 2016 heeft de kantonrechter te Dordrecht klager in het gelijk gesteld. Verweerster wordt in dit vonnis vermeld als advocaat van klager.
1.25 Een medewerker van het kantoor van verweerster heeft klager bij e-mail van 22 augustus 2016 te 11.02 uur als volgt bericht:
“(…) Bijgaand doe ik u als bijlage toekomen een afschrift van het vonnis van de rechtbank Rotterdam d.d. 18 augustus 2016, naar de inhoud waarvan ik u verwijs.
Ik verzoek u vriendelijk telefonisch contact met [verweerster] op te nemen ter bespreking van het vorenstaande. (…)
Namens [verweerster] (…)”
1.26 Bij e-mail van 16 september 2016 te 22.15 uur heeft klager verweerster als volgt bericht:
“(…) Hierbij wil ik graag weten wat de uitslag is van de rechtszaak. En graag wil ik een uitgebreid overzicht hebben van de gemaakte kosten en ontvangen bedragen.
Indien deze gevraagde gegevens niet binnen 3 dagen worden verstrekt, zal ik een klacht indienen bij de Orde van Advocaten.”
1.27 Een medewerker van het kantoor van verweerster heeft klager bij e-mail van 19 september 2016 te 12.08 uur nogmaals het vonnis d.d. 18 augustus 2016 toegezonden.
1.28 Bij e-mail van 4 oktober 2016 te 09.47 uur heeft een medewerker van het kantoor van verweerster klager als volgt bericht:
“(…) Refererend aan ons telefoongesprek d.d. 22 september 2016 alsmede uw e-mail d.d. 2 oktober 2016 heb ik op uw verzoek heden het bedrag ad
€ 2.882,48 op uw bankrekening overgemaakt.
Nu voor mij thans in uw dossier geen werkzaamheden meer zijn weggelegd, zal ik derhalve overgaan tot sluiting daarvan. (…)”
Dossier 6 (***84)
1.29 De werkgever van klaagster heeft op 21 juli 2015 bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV d.d. 5 juni 2015 betreffende een uitkering aan klaagster.
1.30 Bij brief van 27 augustus 2015 heeft verweerster klaagster als volgt bericht:
“(…) Refererend aan onze bespreking op 26 augustus 2015 op mijn kantoor, bevestig ik u hierbij dat u mij heeft verzocht u juridisch bij te staan in verband met bovengenoemde zaak.
Zoals besproken, zal ik voor mijn werkzaamheden een aanvraag voor gefinancierde rechtshulp indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. De Raad zal op basis van uw inkomensgegevens van 2013, zoals die bekend zijn bij de Belastingdienst, vaasstellen of u in aanmerking komt voor gefinancierde rechtshulp. Als dat het geval is, dan zal de Raad een bedrag vaststellen dat u, op basis van uw inkomen in 2013, aan mij dient te betalen als eigen bijdrage voor uw zaak. (…)”
1.31 Op 27 augustus 2015 heeft verweerster namens klaagster een pro forma bezwaarschrift ingediend bij het UWV.
1.32 Bij brief van 15 oktober 2015 heeft verweerster namens klaagster een aanvullend bezwaarschrift ingediend bij het UWV. In dit bezwaarschrift stelt verweerster zich op het standpunt dat het bezwaarschrift van de werkgever niet-ontvankelijk moet worden verklaard, aangezien dit buiten de bezwaartermijn is ingediend.
1.33 Bij brief van 23 december 2015 heeft verweerster klaagster als volgt bericht:
“(…) Bijgaand zend ik u een brief van het UWV d.d. 30 oktober, waarvan de inhoud reeds tussen ons is besproken, betreffende de intrekking van het bezwaar.
Nu voor mij thans in uw dossier geen werkzaamheden meer zijn weggelegd, zal ik derhalve overgaan tot sluiting daarvan. (…)”
1.34 Klagers hebben verweerster op 22 september 2016 laten weten dat zij haar werkzaamheden in alle dossiers diende te beëindigen.
1.35 Bij e-mail van 29 november 2016 te 16.35 uur heeft een medewerker van het kantoor van verweerster klager als volgt bericht:
“(…) Zoals door u verzocht, doe ik u bijgaand toekomen een afschrift van de relevante correspondentie en stukken in een drietal dossiers waarin wij uw echtgenoot hebben bijgestaan jegens haar werkgever.
Hierbij volgt een toelichting op de financiële aspecten in uw dossiers:
1) [klaagster] / [werkgever]: (…) ***48, (…) ***17, (…) ***65: Voor deze zaken is namens uw echtgenote op haar verzoek een toevoeging verzocht en verkregen bij de Raad voor Rechtsbijstand, hetgeen u bekend is. Uw totale eigen bijdrage voor voornoemde drie dossiers bedraagt ad € 1.464,--. Tot heden is terzake eigen bijdrage een totaalbedrag ad € 1.300,-- aan u gefactureerd en ook door u voldaan. Dit betekent dat wij nog een bedrag ad € 164,-- van u tegoed hebben. Bijgaand zend ik u derhalve een factuur ad € 164,-- (zie bijlage: nieuwe facturen).
2) [klager] / (…) (DHL): (…)***26: Zoals u bekend heeft de Raad voor Rechtsbijstand uw eigen bijdrage bepaald op € 514,--. Bijgaand ontvangt u terzake een factuur (zie bijlage: nieuwe facturen).
3) [klager] / UWV: (…) ***84: Zoals u bekend heeft de Raad voor Rechtsbijstand uw eigen bijdrage bepaald op € 514,--. Bijgaand ontvangt u terzake een factuur (zie bijlage: nieuwe facturen).
Voor de goede orde deel ik u mede dat al uw dossiers inmiddels zijn beëindigd. Hierbij bevestig ik u zekerheidshalve dat u mij laatstelijk tijdens onze telefoongesprek d.d. 22 september jl. uitdrukkelijk heeft verzocht de op dat moment nog openstaande dossiers (…) ***65 en (…) ***26 te beëindigen. Aan uw verzoek geef ik derhalve gehoor (…).
Gelet op het bovenstaande verzoek ik u bijgaande facturen, die aan u eveneens per post worden verzonden, tijdig te voldoen.
(…)
Met vriendelijke groet,
Namens [verweerster], (…)”
Klacht
1.36 Bij brief van 7 december 2016 aan de deken hebben klagers een klacht over verweerster geuit en de deken verzocht te bemiddelen.
1.37 Bij brief van 12 december 2016 heeft de deken verweerster verzocht om een reactie op het bemiddelingsverzoek en opschorting van eventuele invorderingsmaatregelen.
1.38 Verweerster heeft bij brief van 16 januari 2017 (met bijlagen) op de klacht/het bemiddelingsverzoek gereageerd.
1.39 Op 30 maart 2017 heeft een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden op het Bureau van de Rotterdamse Orde van Advocaten. Bij dit gesprek waren klagers, een neef, verweerster, de deken en een stafjurist aanwezig. Dit gesprek heeft niet tot een oplossing geleid. Na het bemiddelingsgesprek hebben klagers hun klacht nader geformuleerd.
1.40 Bij e-mail van 10 april 2017 hebben klagers een (geconcretiseerde) klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) zij in 2012, toen ontslag dreigde voor klaagster bij haar (voormalig) werkgever, een toevoeging heeft aangevraagd, terwijl niet duidelijk is wat voor werkzaamheden zij daarvoor heeft verricht;
b) zij voor diezelfde zaak (de loonvordering) drie keer een toevoeging heeft aangevraagd;
c) zij in zaak 4 (***26) alleen contact heeft opgenomen met de wederpartij in verband met een beschadigde telefoon. De schade bedroeg EUR 200,- en verweerster heeft klagers geadviseerd om de zaak te laten rusten. De eigen bijdrage voor de toevoeging blijkt nu EUR 514,- te zijn. Klagers menen dat verweerster deze vergoeding niet van hen kan vorderen, nu zij geen procedure heeft opgestart;
d) zij een toevoeging heeft aangevraagd voor een UWV-zaak (zaak 6; ***84), terwijl klagers deze toevoeging niet kunnen plaatsen. Zij hebben tot 2017 helemaal geen problemen gehad met het UWV. Het is klagers totaal onbekend wat verweerster voor hen heeft gedaan of ondernomen. Zij kunnen zich alleen herinneren dat zij om een second opinion hebben gevraagd. Daarna zijn er geen werkzaamheden verricht.
2.2 Klager heeft klachtonderdeel c) als volgt toegelicht. Klager heeft een telefoon besteld via internet, maar deze telefoon bleek beschadigd. Klager heeft de telefoon retour gezonden, maar zijn aankoopbedrag niet teruggekregen. Verweerster heeft toegezegd namens klager contact te zullen opnemen met DHL. Na een lange tijd belde verweerster en liet zij weten dat klager de zaak beter kon laten rusten, omdat de kosten van een procedure hoger zouden zijn dan de schade. Later bleek dat verweerster tóch een toevoeging had aangevraagd en klager een bedrag van EUR 514,- aan eigen bijdrage moest betalen, terwijl de zaak niet is voortgezet. Het is volgens klager niet duidelijk wat verweerster in dit dossier concreet heeft gedaan.
3 VERWEER
3.1 Verweerster stelt zich op het standpunt dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard. Zij heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd.
Klachtonderdelen a) en b)
3.2 Verweerster heeft klaagster bijgestaan in drie afzonderlijke geschillen met haar werkgever.
3.3 Dossier ***48: het eerste dossier nam een aanvang medio mei 2012. Klaagster had zich tot verweerster gewend omdat haar werkgever gedurende haar arbeidsongeschiktheid weigerde om haar volledige salaris te voldoen. In overleg met klaagster heeft verweerster op 4 januari 2013 een toevoeging verkregen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Na verweersters inspanningen, waaronder het initiëren van een bespreking met de werkgever, is het achterstallige salaris van klaagster volledig betaald en heeft verweerster het dossier bij brief d.d. 18 juli 2013 gesloten.
3.4 Dossier ***17: klaagster heeft zich begin maart 2014 wederom tot verweerster gewend omdat haar werkgever wederom zou weigeren haar salaris door te betalen, deze keer omdat zij ten onrechte niet zou hebben gemeld dat zij vanuit de arbeidsongeschiktheidsregeling inmiddels was bevallen. Klaagster werd door haar werkgever opgeroepen om te komen werken. In overleg met klaagster heeft verweerster op 25 april 2014 een toevoeging verkregen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Namens klaagster heeft verweerster de werkgever ervan overtuigd dat klaagster vanwege haar beperkingen haar gebruikelijke werkzaamheden niet kon uitoefenen en tevens geen aangepast werk zou kunnen doen. Tevens heeft verweerster klaagster bijgestaan in haar contacten met het UWV, de bijstelling van het plan van aanpak, de aanvraag van het deskundigenoordeel etc., zodat klaagster uiteindelijk in het gelijk is gesteld en haar volledige salaris heeft ontvangen en tevens volledig arbeidsongeschikt is bevonden. In goed overleg is het dossier gesloten bij brief van 28 november 2014.
3.5 Dossier ***65: begin april 2015 heeft klaagster zich wederom tot verweerster gewend omdat zij wederom een geschil had met haar werkgever. In overleg met klaagster is op 24 april 2015 een toevoeging verkregen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Klaagster had op 17 maart 2015 een officiële waarschuwing van haar werkgever ontvangen, en op 20 maart 2015 een brief van diens advocaat. Aan klaagster werd staking van haar salaris aangekondigd omdat zij zou weigeren passende arbeid te verrichten en zou weigeren een medische behandeling te ondergaan. Verweerster heeft namens klaagster gereageerd op de advocaat van de werkgever. Uiteindelijk is klaagster in het gelijk gesteld en is haar salaris met terugwerkende kracht door haar werkgever voldaan. Het dossier is in overleg met klaagster gesloten.
3.6 Ten aanzien van de drie separate dossiers in 2012, 2014 en 2015 is een drietal toevoegingen verkregen. De totale eigen bijdrage bedraagt EUR 1.464,-. Klaagster heeft slechts een bedrag van EUR 1.300,- voldaan en weigert ten onrechte tot betaling van het restantbedrag van EUR 164,- over te gaan.
Klachtonderdeel c)
3.7 Dossier ***26: begin maart 2015 heeft klager zich tot verweerster gewend met het verzoek hem bij te staan in een geschil in verband met het terugvorderen van het aankoopbedrag van een door hem retour gezonden defecte mobiele telefoon. Op 26 maart 2015 heeft verweerster voor deze zaak een toevoeging verkregen. De eigen bijdrage is vastgesteld op EUR 514,-. Het klopt dat verweerster tegen klager heeft gezegd dat hij de zaak moest laten rusten, maar dat wilde hij niet. Het was voor hem een principekwestie. Hij zei dat hij de vastgestelde eigen bijdrage van EUR 514,- ervoor over had omdat hij zich benadeeld en misleid voelde. Op verzoek van klager heeft verweerster het dossier gesloten op 29 november 2016.
Klachtonderdeel d)
3.8 Dossier ***84: in augustus 2015 heeft klaagster zich wederom tot verweerster gewend met het verzoek haar bij te staan in verband met een besluit van het UWV d.d. 5 juni 2015 ten aanzien van een uitkering aan klaagster. Bij brief d.d. 23 juli 2015 van het UWV werd klaagster betrokken in de bezwaarprocedure die de werkgever aanhangig had gemaakt. In overleg met klaagster is een toevoeging aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand. Deze toevoeging is verkregen op 18 november 2015. De eigen bijdrage is vastgesteld op EUR 514,-.
3.9 Namens klaagster heeft verweerster bezwaar aangetekend tegen het standpunt van de werkgever. Uiteindelijk is gebleken dat de werkgever zijn bezwaarschrift te laat heeft ingediend en niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar. Daarop heeft verweerster in overleg met klaagster het bezwaar ingetrokken en het dossier beëindigd per brief van 23 december 2015. Klaagster weigert ten onrechte haar eigen bijdrage ter hoogte van EUR 514,- te voldoen.
4 BEOORDELING
4.1 De tuchtrechter heeft, gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet, mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De voorzitter zal het handelen van verweerster aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klachtonderdelen a) en b)
4.2 Uit het dossier blijkt dat verweerster namens klaagster is opgetreden in drie loongeschillen met haar werkgever. De geschillen kennen elk hun eigen aanleiding en deden zich op verschillende tijdstippen, gelegen in een periode van meerdere jaren, voor. Het gaat om de dossiers ***48, ***17 en ***65. Uit het klachtdossier volgt dat verweerster telkens op uitdrukkelijk verzoek van klaagster de belangen van klaagster heeft behartigd tegenover haar werkgever. Zij heeft klaagster in alle drie de zaken een opdrachtbevestiging toegezonden - waarin zij schreef dat zij een toevoeging zou aanvragen - en vervolgens in alle drie de zaken een toevoeging aangevraagd. Bovendien stelt de voorzitter vast dat verweerster wel degelijk in alle drie de zaken werkzaamheden heeft verricht, nu uit het dossier blijkt dat zij in iedere zaak heeft gecorrespondeerd met de werkgever. Vervolgens heeft zij, telkens nadat haar bemiddeling een einde had genomen, klaagster hiervan in kennis gesteld onder de aankondiging dat het dossier door haar zou worden gesloten. Alle door verweerster gezette stappen had zij dus op voorhand met klaagster afgestemd. De klachtonderdelen a) en b) zijn daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.3 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij in zaak 4 (***26) alleen contact heeft opgenomen met de wederpartij in verband met een beschadigde telefoon. De schade bedroeg EUR 200,- en verweerster heeft klagers geadviseerd om de zaak te laten rusten. De eigen bijdrage voor de toevoeging blijkt nu EUR 514,- te zijn. Klagers menen dat verweerster deze vergoeding niet van hen kan vorderen, nu zij geen procedure heeft opgestart.
4.4 Uit het klachtdossier volgt dat verweerster op 2 maart 2015 een intakegesprek met klager heeft gevoerd en dat zij hem op 13 maart 2015 een opdrachtbevestiging heeft gezonden, waarin zij onder meer aankondigde een toevoeging te zullen aanvragen. Op 13 maart 2015 heeft zij een e-mail gezonden aan de wederpartij van klager met het verzoek om het volledige aankoopbedrag aan klager te retourneren. Daarna heeft verweerster nog drie keer per e-mail contact opgenomen met de wederpartij.
4.5 De omstandigheid dat geen procedure is gestart, betekent niet dat klager niet gehouden is de eigen bijdrage aan verweerster te voldoen. Zij heeft immers ook in dit dossier, op klagers verzoek, en met diens wetenschap dat hiervoor een toevoeging zou worden aangevraagd, werkzaamheden verricht. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d)
4.6 Dit klachtonderdeel betreft het verwijt dat verweerster een toevoeging heeft aangevraagd voor een UWV-zaak (zaak 6; ***84), terwijl klagers deze toevoeging niet kunnen plaatsen. Zij hebben tot 2017 helemaal geen problemen gehad met het UWV. Het is klagers totaal onbekend wat verweerster voor hen heeft gedaan of ondernomen. Zij kunnen zich alleen herinneren dat zij om een second opinion hebben gevraagd. Daarna zijn er geen werkzaamheden verricht.
4.7 Ook voor wat betreft dossier ***84 volgt evenwel uit het klachtdossier dat verweerster een intakegesprek heeft gevoerd, een opdrachtbevestiging heeft gezonden en, na de aankondiging dit te zullen gaan doen, een toevoeging heeft aangevraagd. Vervolgens heeft verweerster namens klaagster een pro forma bezwaarschrift en een aanvullend bezwaarschrift ingediend bij het UWV. Zij heeft wel degelijk inspanningen verricht om de zaak voor klaagster tot een goed einde te brengen. Daarom is ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 17 januari 2018.
Deze beslissing is in afschrift op 17 januari 2018 verzonden.