Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-02-2012
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3006
Zaaknummer
6115
Inhoudsindicatie
Klacht door klager in appel ingetrokken. Omdat de raad de klacht gegrond had verklaard, werd deze beslissing door het hof vernietigd en verstaat het hof dat op de klacht niet meer behoeft te worden beslist.
Uitspraak
Beslissing van 6 februari 2012
in de zaak 6115
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerster
tegen:
klaagster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
1.1 Bij brief van 1 december 2009 heeft klaagster een klacht tegen verweerster ingediend. Na onderzoek door de deken is het dossier op 18 oktober 2010 binnengekomen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad).
1.2 Bij brief van 30 oktober 2010 aan de deken heeft klaagster de klacht ingetrokken.
1.3 Op de voet van artikel 47a van de Advocatenwet heeft de raad de behandeling desondanks voortgezet op grond dat het algemeen belang zulks vordert gelet op de samenhang met klachten van een mede-erfgenaam en de ernst van de klachten.
1.4 Bij beslissing van 2 mei 2011, onder nummer R.3542/10.172, aan partijen toegezonden op 6 mei 2011, heeft de raad de klacht gegrond verklaard en aan verweerster de maatregel van voorwaardelijke schorsing voor de duur van één jaar opgelegd, onder het stellen van een bijzondere voorwaarde.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 3 juni 2011 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van klaagster;
- faxbericht van verweerster aan het hof van 31 juli 2011;
- brief van verweerster aan het hof van 15 november 2011;
- faxbericht van verweerster aan het hof van 27 november 2011.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 2 december 2011, waar klaagster en verweerster zijn verschenen. Verweerster heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
In de (ingetrokken) klacht verweet klaagster aan verweerster:
a. in het algemeen dat zij een financiële chaos heeft gemaakt van de nalatenschap;
b. meer in het bijzonder dat zij gelden toekomend aan de nalatenschap heeft overgemaakt naar haar eigen privé-rekeningen en bedragen heeft voldaan aan door haar ingeschakelde bedrijven en adviseurs, welke bedragen niet ten laste van de nalatenschap gebracht hadden/moeten worden;
c. dat zij ondanks herhaalde verzoeken daartoe nagelaten heeft informatie te verstrekken aan klaagster, waaronder het verstrekken van bankafschriften van X. Nederland B.V.
4 FEITEN
Klaagster is één der erfgenamen van Y., die op 9 november 2003 is overleden. Tot diens nalatenschap behoorden onder meer de aandelen in X. Nederland B.V. De boedel is aanvankelijk beredderd door een bij testament aangewezen executeur, die eind 2004 ontslag heeft verzocht nadat de erfgenamen hun vertrouwen in hem hadden opgezegd. Nadat de kantonrechter dat ontslag had verleend, heeft de rechtbank een vereffenaar van de nalatenschap benoemd, die begin 2007 (mede op eigen verzoek) is ontslagen op de grond dat tussen de erfgenamen en de vereffenaar een vertrouwensbreuk was ontstaan. Tot opvolgend vereffenaars werden benoemd de advocaat van mede-erfgenaam A., en verweerster; zij beiden werden tevens benoemd tot vereffenaar van X. Nederland B.V. In juli 2008 heeft mede-erfgenaam A. de rechtbank verzocht verweerster te ontslaan. De vier andere erfgenamen, onder wie klaagster, hebben de rechtbank schriftelijk laten weten tegenstander te zijn van inwilliging van dat verzoek. De rechtbank heeft verweerster ontslagen bij beschikking van 16 oktober 2008. De door klaagster geformuleerde klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster als (mede-)vereffenaar van de nalatenschap en van X. Nederland B.V.
5 BEOORDELING
Eén van verweersters grieven keert zich tegen het oordeel van de raad dat de behandeling van de klacht ondanks intrekking daarvan moest worden voortgezet op grond dat het algemeen belang zulks vorderde. De grief slaagt. Ten aanzien van geen van de onderdelen vorderde het algemeen belang voortzetting van de behandeling,
ten aanzien van onderdeel b niet omdat zakelijk daaraan gelijkluidende onderdelen van een dekenbezwaar door de raad bij beslissing van dezelfde datum gegrond werden verklaard (met welke beslissing het hof zich heeft verenigd bij beslissing van heden in zaak nr 6116);
ten aanzien van onderdeel a niet omdat noch klaagster noch de raad voldoende heeft gepreciseerd uit welke andere gedragingen dan de in onderdeel b verbijzonderde blijkt dat verweerster ‘een financiële chaos’ heeft geschapen, zodat voortzetting van de behandeling had moeten leiden tot ongegrondverklaring, waarmee geen algemeen belang wordt gediend;
ten aanzien van onderdeel c niet omdat daarin niet wordt geklaagd over onvoldoende informatieverstrekking in het algemeen (waaronder bijvoorbeeld aan de mede-vereffenaar en/of de rechter-commissaris) maar uitsluitend over onvoldoende informatieverstrekking aan klaagster, en niet valt in te zien dat het algemeen belang beoordeling vordert of verweerster jegens klaagster tekortgeschoten is wanneer klaagster zelf daaromtrent niet langer klaagt.
De gegrondheid van deze grief brengt mee dat de overige geen behandeling behoeven.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Gravenhage van 2 mei 2011, gegeven onder nummer R.3542/10.172;
en, opnieuw beslissende:
- verstaat dat op de klacht niet meer behoeft te worden beslist.
Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, A.H.A. Scholten, G.J. Niezink en E. Schutte, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2012.