Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-05-2017

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2017:97

Zaaknummer

170033

Inhoudsindicatie

Klaagster heeft haar klacht tegen verweerder ingetrokken. Verweerder heeft hiermee ingestemd, waaruit het hof begrijpt dat verweerder geen voortzetting van de behandeling verlangt. Nu de klachten zich beperken tot de relatie tussen klaagster en verweerder is het hof, met de deken, van oordeel dat er geen noodzaak bestaat om de zaak voort te zetten om redenen aan het algemeen belang ontleend. Het hof vernietigt daarom de beslissing van de raad en verstaat dat op de klacht niet behoeft te worden beslist.

Uitspraak

Beslissing                                   

van 29 mei 2017

in de zaak 170033

naar aanleiding van het wederzijds hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 16 januari 2017, gewezen onder nummer 16-164 aan partijen toegezonden op 16 januari 2017, waarbij van de klacht van klaagster de klachtonderdelen 3 en 4 gegrond zijn verklaard en de klachtonderdelen 1, 2 en 5 ongegrond. Verweerder is de maatregel van berisping opgelegd, met de veroordeling van verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klaagster en van de kosten van de behandeling van de zaak van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2017:8.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 15 februari 2017 ter griffie van het hof ontvangen. De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 8 februari 2017 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de brief van klaagster aan het hof van 16 maart 2017;

-    de brief van het hof aan partijen en aan de deken Limburg van 22 maart 2017;

-    de brief van de deken Limburg aan het hof van 27 maart 2017;

-    de brief van verweerder aan het hof van 11 april 2017.

2.3    Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld op 21 april 2017.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    zich grievend heeft uitgelaten in een videofilm die op de website van zijn kantoor is geplaatst;

2.    grievende en opruiende uitlatingen ten nadele van klaagster op de website van het kantoor heeft geplaatst;

3.    stukken aan de rechtbank heeft gezonden terwijl al om uitspraak was verzocht;

4.    buiten klaagsters advocaat om rechtstreeks met klaagster heeft gecommuniceerd, zelfs nadat zij te kennen had gegeven dit niet te wensen;

5.    willens en wetens in het verweerschrift in de appelprocedure informatie heeft verwerkt die vals, onjuist en verzonnen was.

4    BEOORDELING

Klaagster heeft bij brief van 16 maart 2017 haar klacht tegen verweerder ingetrokken. Verweerder heeft hiermee ingestemd, waaruit het hof begrijpt dat verweerder geen voortzetting van de behandeling verlangt. Derhalve ligt thans ter beoordeling voor de vraag of de behandeling om redenen van algemeen belang dient te worden voortgezet. De deken is op de voet van artikel 57 lid 2 juncto artikel  47a Advocatenwet gehoord. Nu de klachten zich beperken tot de relatie tussen klaagster en verweerder is het hof, met de deken (in zijn brief van 27 maart 2017), van oordeel dat er geen noodzaak bestaat om de zaak voort te zetten om redenen aan het algemeen belang ontleend. Het hof zal derhalve de beslissing van de raad vernietigen en verstaan dat op de klacht niet behoeft te worden beslist.

        BESLISSING

Het Hof van Discipline:

vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Hertogenbosch van 16 januari 2017, gewezen onder nummer 16-164, en

        verstaat dat op de klacht niet meer hoeft te worden beslist.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. L. Ritzema, M.L. Weerkamp, J.R. Krol en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg-Hundscheid, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2017.

       

griffier    voorzitter    

       

De beslissing is verzonden op 29 mei 2017.