Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-06-2017
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2017:120
Zaaknummer
170007
Inhoudsindicatie
Intrekking klacht. Het hof ziet geen omstandigheden aanwezig die voortzetting als bedoeld in artikel 47a Advocatenwet vergen en vernietigt daarom de beslissing van de raad en verstaat dat niet meer op de klacht hoeft te worden beslist.
Uitspraak
Beslissing
van 26 juni 2017
in de zaak 170007
naar aanleiding van het wederzijds hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klager
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 5 december 2016, gewezen onder nummer 16-520, aan partijen toegezonden op 5 december 2016, waarbij van de klacht van klager tegen verweerder klachtonderdelen a, b en c gegrond zijn verklaard en klachtonderdeel d ongegrond is verklaard. Aan verweerder is de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Verweerder is veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager en de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2016:258.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie (zonder bijlagen), gedateerd 4 januari 2017, waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 4 januari 2017 per fax ter griffie van het hof ontvangen. Op 6 januari 2017 heeft het hof per aangetekende post de memorie (met bijlagen) van verweerder, gedateerd 5 januari 2017, ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van klager, gedateerd 3 januari 2017, ter griffie van het hof ontvangen op 6 maart 2017.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 15 mei 2017, waar klager en verweerder zijn verschenen. Ter zitting hebben klager en verweerder een regeling getroffen, waarbij onder meer is overeengekomen dat klager de onderhavige klacht intrekt. Partijen hebben het hof in dat kader verzocht de beslissing van de raad te vernietigen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) in rechte een beroep te doen op brieven en e-mails die tussen partijen zijn gewisseld, zonder voorafgaand overleg met klager,
b) in rechte een beroep te doen op e-mails die tussen hem en klager zijn gewisseld zonder voorafgaand advies van de deken in te winnen,
c) zonder toestemming van klager mededeling te doen aan de voorzieningenrechter over de inhoud van de tussen klager en verweerder gevoerde schikkingsonderhandelingen,
d) schade toe te brengen aan de onderlinge verhouding tussen klager en verweerder, welke dient te berusten op welwillendheid en vertrouwen, door het desgevraagd weigeren informatie te verschaffen over meterstanden terwijl verweerder wel over die informatie beschikte.
4 BEOORDELING
Nu klager zijn klacht heeft ingetrokken en naar het oordeel van het hof, mede gelet op de e-mailberichten van de deken van 9 en 13 juni 2017 waarin hij aangeeft geen reden te zien om te klacht voort te zetten, geen omstandigheden aanwezig zijn die voortzetting als bedoeld in artikel 47a Advocatenwet vergen, zal het hof de beslissing van de raad zal vernietigen en verstaan dat op de klacht niet behoeft te worden beslist.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 5 december 2016, gewezen onder nummer 16-520, en
verstaat dat op de klacht niet meer hoeft te worden beslist.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, A.J.M.E. Arpeau, H.J. de Groot en R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2017.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 26 juni 2017.