Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-10-2017
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2017:194
Zaaknummer
170087
Inhoudsindicatie
In het kader van de tussen klager en verweerder gesloten regeling heeft klager de klacht ingetrokken. De deken heeft aan het hof bericht dat hij de behandeling van de klacht niet wenst voort te zetten om redenen aan het algemeen belang ontleend. Het hof is, met de deken, van oordeel dat er geen omstandigheden aanwezig zijn die voortzetting als bedoeld in artikel 47a Advocatenwet vergen, zodat het hof de beslissing van de raad vernietigt en verstaat dat op de klacht niet behoeft te worden beslist.
Uitspraak
Beslissing
van 13 oktober 2017
in de zaak 170087
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klager
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 28 februari 2017, gewezen onder nummer 16-862 aan partijen toegezonden op 28 februari 2017, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder klachtonderdeel a gegrond is verklaard en klachtonderdeel b ongegrond. Verweerder is de maatregel van berisping opgelegd, met de veroordeling van verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 en de proceskosten van € 25,00 aan klager en van de kosten van de behandeling van de zaak van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2017:51.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 24 maart 2017 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van klager;
- de brief van de gemachtigde van verweerder, ontvangen op 30 augustus 2017;
- de brief van de gemachtigde van verweerder, ontvangen ter griffie op 14 september 2017;
- de brief van de deken, ter griffie ontvangen op 22 september 2017;
- de brief van de gemachtigde van klager, ontvangen ter griffie op 25 september 2017.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 september 2017, waar klager, vergezeld van mr. E en verweerder, vergezeld van mr. H, zijn verschenen. Ter zitting hebben klager en verweerder (in hoofdlijnen) een regeling getroffen, welke regeling op 14 september 2017 door mr. H en op 25 september 2017 door mr. E aan het hof is bevestigd. Daarbij is onder meer overeengekomen dat klager de onderhavige klacht intrekt. Partijen hebben het hof in dat kader verzocht de beslissing van de raad te vernietigen. Bij brief van 22 september 2017 heeft de deken aan het hof bericht dat hij de behandeling van de klacht niet wenst voort te zetten om redenen aan het algemeen belang ontleend.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
a. bedragen die klager tot zekerheid op de derdengeldenrekening van verweerder had gestort heeft aangewend tot betaling van zijn eigen declaraties;
b. (…).
4 BEOORDELING
4.1 In het kader van de tussen klager en verweerder gesloten regeling heeft klager de klacht ingetrokken. In artikel 47a lid 1 Advocatenwet, in de procedure bij het hof van overeenkomstige toepassing op grond van artikel 57 lid 2 Advocatenwet, is bepaald dat de klager zijn klacht tot de uitspraak kan intrekken. Indien de klacht wordt ingetrokken, wordt ingevolge lid 2 van artikel 47a Advocatenwet de behandeling daarvan gestaakt tenzij de raad (of, in hoger beroep, het hof) om redenen van algemeen belang beslist dat de behandeling van de klacht wordt voortgezet.
4.2 Bij brief van 22 september 2017 heeft de deken aan het hof bericht dat hij de behandeling van de klacht niet wenst voort te zetten om redenen aan het algemeen belang ontleend.
4.3 Het hof is, met de deken, van oordeel dat er geen omstandigheden aanwezig zijn die voortzetting als bedoeld in artikel 47a Advocatenwet vergen, zodat het hof de beslissing van de raad zal vernietigen en zal verstaan dat op de klacht niet behoeft te worden beslist.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 28 februari 2017, gewezen onder nummer 16-862;
- verstaat dat op de klacht niet meer hoeft te worden beslist.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, H.J. de Groot, M. Pannevis en M.L.J.C. van Emden-Geenen, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg-Hundscheid, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2017.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 13 oktober 2017.