Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-03-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2018:40

Zaaknummer

17-1003/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klaagster heeft een klacht ingediend over verweerster, die haar ex-echtgenote bijstaat c.q. heeft bijgestaan in een echtscheidingsprocedure en aanverwante procedures. Voor zo ver klaagster klaagt over de onafhankelijkheid en deskundigheid van verweerster, komt haar geen klachtrecht toe - dat is voorbehouden aan de cliënte van verweerster - zodat zij in zoverre niet ontvankelijk is in haar klacht. De klacht is voor het overige kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 7 maart 2018

in de zaak 17-1003/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 5 december 2017 met kenmerk K115 2017 dk/ksl, door de raad ontvangen op 6 december 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Verweerster heeft de wederpartij van klaagster sinds mei 2016 bijgestaan in een echtscheidingsprocedure en andere familierechtelijke procedures. Dit betroffen onder meer een verzoek tot vaststelling van partner- en kinderalimentatie en een procedure tot vaststelling van de verdeling.

1.2 Bij brief van 16 mei 2017 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij ernstig tekort schiet ten aanzien van het op een professionele en zorgvuldige wijze uitvoeren van haar ambt conform de daarvoor geldende gedragsregels. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat:

a) zij zich in processtukken onthutsend, onnodig grievend, respectloos en vernederend over klaagster en haar handelen heeft uitgelaten;

b) zij door haar toonzetting bewust het conflict opzoekt en olie op het vuur gooit in de echtscheidingsprocedure;

c) zij feiten over klaagster heeft geponeerd die al lang en breed door feitenmateriaal zijn weerlegd;

d) zij de rechtbank heeft gemanipuleerd;

e) zij klaagster door het slijk heeft gehaald bij klaagsters raadsvrouwen teneinde de werkrelatie tussen klaagster en haar raadsvrouwen negatief te beïnvloeden;

f) zij zich niet onafhankelijk, partijdig en deskundig heeft opgesteld en alles in het werk heeft gesteld om een ware hetze tegen klaagster te ontketenen.

3 VERWEER

3.1 Verweerster stelt zich op het standpunt dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat zij de belangen van haar cliënte heeft behartigd en dat zij de stellingen van haar cliënte moest onderbouwen met bewijs. Klaagster en de cliënte van verweerster hebben een volstrekt verschillende visie op gebeurtenissen uit het verleden en interpreteren bepaalde feiten ook verschillend. Verweerster heeft het te doen met de informatie die haar cliënte haar aanlevert. Zij stelt dat zij zich niet (onnodig) grievend over klaagster heeft uitgelaten, noch anderszins tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

4 BEOORDELING

4.1 Klaagster heeft een klacht ingediend over verweerster, die haar ex-echtgenote bijstaat c.q. heeft bijgestaan in een echtscheidingsprocedure en aanverwante procedures. Uitgangspunt is dat aan een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerster aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2 Voorts geldt volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dat, indien de achtergrond van een klacht een civiel geschil betreft, het niet de taak van de tuchtrechter is om over dat geschil een oordeel te geven. In de onderhavige tuchtprocedure staat centraal de vraag of de handelwijze van verweerster een behoorlijk advocaat betaamt.

4.3 De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.4 De voorzitter begrijpt dat bepaalde door verweerster namens haar cliënte ingenomen stellingen door klaagster als onaangenaam kunnen worden opgevat. Het stond verweerster echter niet alleen vrij het standpunt van haar cliënte naar voren te brengen: zij was daartoe als advocaat van haar cliënte ook gehouden. Verweerster dient immers de belangen van haar cliënte te behartigen. Partijdigheid is één van de kernwaarden waaraan een advocaat dient te voldoen. De voorzitter acht de wijze waarop verweerster heeft gehandeld en zich over klaagster heeft uitgelaten, niet onnodig grievend of anderszins van dien aard dat zij daarmee de grenzen van de hiervoor onder 4.1 genoemde vrijheid heeft overschreden.

4.5 Voor zo ver klaagster klaagt over de onafhankelijkheid en deskundigheid van verweerster, komt haar geen klachtrecht toe - dat is voorbehouden aan de cliënte van verweerster - zodat zij in zoverre niet ontvankelijk is in haar klacht.

4.6 Dat verweerster de rechtbank heeft gemanipuleerd, ‘valse’ feiten heeft geponeerd, dat zij klaagster door het slijk heeft gehaald bij klaagsters raadsvrouwen  en dat verweerster alles in het werk heeft gesteld om een hetze tegen klaagster te ontketenen blijkt niet uit het onderhavige klachtdossier en is bovendien door verweerster gemotiveerd betwist. De juistheid van genoemde verwijten is daarom niet komen vast te staan.

4.7 De klacht is deels niet ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, deels niet ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 7 maart 2018.

Deze beslissing is in afschrift op 7 maart 2018 verzonden.