Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:170

Zaaknummer

6966

Inhoudsindicatie

Geen opzet op zonder overleg overnemen van strafzaak. Verweerder heeft op verzoek van klager ter griffie appel aangetekend, werd een jaar later door hof aangechreven, maar kon zaak niet thuisbrengen. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 16 mei 2014

in de zaak 6966

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 15 oktober 2013, onder nummer 13-081A, aan partijen toegezonden op 15 oktober 2013, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard en verweerder een berisping is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN ECLI:NL:TADRAMS:2013:114.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 8 november 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 14 maart 2014, waar verweerder is verschenen. Klager is met bericht van verhindering niet verschenen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) de feitelijke behandeling van de zaak van de heer S. zonder overleg met klager heeft overgenomen; en

b) zich ten onrechte als advocaat van de heer S. heeft opgeworpen.

4 FEITEN

4.1 Het volgende is, als blijkende uit de stukken en als gesteld en niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, komen vast te staan:

4.2 Op 16 december 2009 was verweerder aanwezig in de toga/advocatenkamer van de rechtbank Amsterdam toen hij een telefonisch verzoek kreeg van verweerder om hoger beroep in te stellen tegen een vonnis van de politierechter van 23 februari 2009 tegen een zekere S. Het betrof een verkeerszaak waarbij aan S. geldboetes van € 220,00 en € 320,00 waren opgelegd.

4.3 Verweerder heeft aan het telefonische verzoek van klager voldaan en vervolgens op dezelfde dag de appelakte en een korte aantekening van zijn hand aan klager doorgefaxt. Verweerder heeft geen dossier gehouden van de betreffende stukken.

4.4 Verweerder is bij brief van 29 december 2010 door het gerechtshof aangeschreven met de datum waarop de strafzaak ter zitting zou worden behandeld.

4.5 Omdat verweerder de zaak niet kon thuisbrengen heeft hij contact opgenomen met het gerechtshof. Van die zijde kreeg verweerder geen duidelijkheid omtrent zijn betrokkenheid, anders dan dat hij in het elektronische dossier als advocaat stond vermeld. Omtrent de betrokkenheid van klager is van de zijde van het gerechtshof aan verweerder toen niets meegedeeld. Op zijn verzoek is aan verweerder door het gerechtshof vervolgens een schaduwdossier toegezonden. Enige betrokkenheid van klager bij de zaak is verweerder uit dat dossier niet gebleken.

4.6 Verweerder heeft een toevoeging aangevraagd en tevergeefs geprobeerd contact te krijgen met S. Deze reageerde niet op brieven van verweerder en betaalde de eigen bijdrage niet. Verweerder heeft vervolgens de Raad voor de Rechtsbijstand gevraagd de toevoeging in te trekken. De zaak is door het gerechtshof op 3 maart 2011 ter zitting behandeld. Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid op de strafgriffie het dossier in te zien. Verweerder heeft bij faxbericht van 2 maart 2011 het gerechtshof meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen omdat hij geen contact had kunnen krijgen met S. Het gerechtshof heeft op 17 maart 2011 bij verstek arrest gewezen.

4.7 Klager heeft op 17 januari 2012 contact opgenomen met de strafgriffie van het gerechtshof om naar het verloop van de zaak te vragen. Toen kreeg hij te horen dat in de zaak reeds op 17 maart 2011 arrest was gewezen.

5 BEOORDELING

5.1 In zijn brief aan de deken van 20 december 2012 heeft klager verweerder verweten dat deze zich buiten klager om en buiten diens medeweten, kennelijk uit financieel gewin, eigenmachtig heeft opgeworpen als advocaat in de appelzaak bij het gerechtshof en S. daarin op 3 maart 2011 heeft bijgestaan. Klager stelt dat hij op 24 december 2009 een appelschriftuur aan het gerechtshof heeft gezonden, welke verweerder bij raadpleging van het dossier gezien moet hebben.

5.2 Uit de door het hof vastgestelde feiten is het hof niet gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar een zaak van klager heeft “afgetroggeld”. Er is eerder sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden en misverstanden waardoor verweerder zich met voorbijgaan van klager bij het gerechtshof als advocaat voor S. heeft gesteld. Het hof acht het onder de gegeven omstandigheden voorstelbaar dat verweerder zich ruim een jaar na dato niet heeft kunnen herinneren dat hij, bij wijze van confraternele dienst en, zoals verweerder het uitdrukt “tussen de bedrijven door”, op telefonisch verzoek van klager hoger beroep had ingesteld tegen het tegen S. uitgesproken politierechtervonnis. Evenzeer acht het hof voorstelbaar dat verweerder, nadat hij het schaduwdossier van het gerechtshof had ontvangen en nadat hij S. tevergeefs had proberen te bereiken, niet ook nog het dossier bij het gerechtshof is gaan inzien. Het hof heeft geen reden eraan te twijfelen dat verweerder inderdaad in het door het gerechtshof aan hem toegezonden schaduwdossier geen appelschriftuur heeft aangetroffen. Van enige opzet op het zonder overleg overnemen van een zaak van klager is het hof niet gebleken. De klacht is naar het oordeel van het hof ongegrond.

5.3 In zoverre de klacht mede inhoudt dat verweerder jegens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door zich als raadsman van S. op te werpen, stuit deze klacht af op hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen.

5.4 De raad heeft het verweerder aangerekend dat hij zich in de zaak heeft gesteld en een toevoeging heeft aangevraagd zonder te weten of S. zijn betrokkenheid wel wenste en dat hij door een toevoeging aan te vragen de Raad voor de Rechtsbijstand ernstig heeft misleid. Naar het oordeel van het hof gaat de raad eraan voorbij dat noch S. noch de Raad voor de Rechtsbijstand over het optreden van verweerder heeft geklaagd. De klacht van klager betreft uitsluitend het door verweerder zonder overleg hebben overgenomen van een zaak. De raad is met zijn oordeel buiten de klacht getreden.

5.5 De slotsom is dat de klacht in beide onderdelen ongegrond is en dat de beslissing van de raad dient te worden vernietigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline te Amsterdam van 15 oktober 2013, nummer 13-081A;

en, opnieuw rechtdoende:

- verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.D.R.M. Boumans, W.J. van Andel en J. Italianer, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2014.