Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:307

Zaaknummer

150032

Inhoudsindicatie

Geen hoger beroep mogelijk tegen de beslissing van de raad van discipline tot ongegrondverklaring van het verzet, gedaan tegen de beslissing van de voorzitter van die raad waarbij de klacht als kennelijk ongegrond is afgewezen (artikel 46h lid 7 Advocatenwet).

Uitspraak

Beslissing

van 4 december 2015

in de zaak 150032

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Voorzitter van de Raad van Discipline in het[ressort Amsterdam van 15 september 2014, nummer 14-215A, aan partijen toegezonden op 15 september 2014, waarbij de voorzitter de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond heeft verklaard, alsmede naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 20 januari 2015, eveneens onder nummer14-215A, aan partijen toegezonden op 20 januari 2015, waarbij het verzet van klager tegen de voorzittersbeslissing ongegrond is verklaard.

De beslissing van de voorzitter is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2014:235 en de beslissing van de raad op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2015:31.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Op 22 januari 2015 is bij de Rechtbank Amsterdam een brief per fax binnengekomen van klager met bijlagen, gericht tegen de uitspraak van de raad van 20 januari 2015. De stukken zijn door de rechtbank als beroepschrift aangemerkt en in behandeling genomen. De stukken zijn door de rechtbank na een aldaar gehouden zitting op 15 juli 2015 doorgestuurd naar het hof en op 16 juli 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 5 oktober 2015, waar klager is verschenen.

3    BEOORDELING

3.1    Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de Raad van Discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad waarbij een klacht als kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen.

3.2    Dit betekent dat de Advocatenwet aan klager niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de bestreden beslissing van de raad. Voor zover klager met zijn beroepschrift, gericht aan de Rechtbank Amsterdam, bedoeld heeft hoger beroep in te stellen van de beslissing van de raad van 20 januari 2015 is dit hoger beroep daarom niet-ontvankelijk.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart klager niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 20 januari 2015 met nummer 14-215A.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans, D.J. Markx, H.J. de Groot en D.J.B. Wolff, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2015.

 

             

De beslissing is verzonden op 4 december 2015.