Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-04-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:200

Zaaknummer

7017

Inhoudsindicatie

Appel niet-ontvankelijk. Geen verschoonbare termijnoverschrijding. Kennisgeving van aanbieding poststuk is achtergelaten. Poststuk niet opgehaald.

Uitspraak

Beslissing van 25 april 2014

in de zaak 7017

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

’s-Gravenhage (verder: de raad) van 25 november 2013, onder nummer R.4176/13.83, aan partijen toegezonden op 26 november 2013, waarbij van een klacht van klaagster tegen verweerder klachtonderdeel b gegrond is verklaard en de klachtonderdelen a en c ongegrond en aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.

 De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2013:143.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 6 januari 2014 per mail, en op 9 januari 2014 per post, ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder;

- brief van klaagster aan het hof d.d. 13 februari 2014;

- brief van verweerder d.d. 4 maart 2014.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 10 maart 2014, waar geen der partijen is verschenen. Klaagster is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a. de belangen van klaagster niet althans onvoldoende heeft behartigd in een cassatiezaak.

b. geen klacht heeft ingediend tegen de  notaris, althans niet voortvarend heeft opgetreden naar aanleiding van het verzoek van klaagster tegen de notaris in te dienen en of daarvoor een voorlopig getuigenverhoor te entameren;

c. klaagster geen specificatie van zijn kosten heeft gestuurd.

4 FEITEN

4.1 Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het hoger beroep is het volgende komen vast te staan:

4.2 De beslissing van de raad d.d. 25 november 2013 onder nr. R.4176/13.83 gewezen is door de raad bij aangetekende brief aan klaagster en verweerder verzonden op 26 november 2013.

4.3 Klaagster is van de beslissing van de raad in hoger beroep gekomen op 6 januari 2014.

5 BEOORDELING

De ontvankelijkheid         

5.1 De raad heeft op 26 november 2013 de beslissing, voorzien van het juiste adres, aangetekend via PostNL aan klaagster verzonden. De termijn waarbinnen hoger beroep van een beslissing van de raad kan worden ingesteld bedraagt dertig dagen, gerekend vanaf de eerste dag na verzending van de beslissing door de raad.

5.2 Vast staat dat het beroepschrift van klaagster bij de griffie van het hof is ontvangen op 6 januari 2014,  en daarmee ruim na het verstrijken van de beroepstermijn.

5.3 De vraag rijst mitsdien of klaagster in haar beroep kan worden ontvangen. De bewijslast dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding rust op klaagster.

        

5.4 Klaagster voert aan dat het door haar ingestelde hoger beroep ontvankelijk is nu zij eerst op 2 januari 2014 een afschrift van de beslissing van de raad heeft ontvangen en voordien geen “niet thuis” bericht van PostNL heeft ontvangen, zodat zij niet kon weten dat er een poststuk voor haar lag.        

5.5 Het hof overweegt dat uit de van PostNL verkregen gegevens is gebleken dat het poststuk met daarin de beslissing van de raad op 28 november 2013 op het adres van klaagster is aangeboden, maar niet in ontvangst is genomen. Het poststuk is zonder te zijn afgehaald, drie weken op het postkantoor in L aan de ….bewaard en vervolgens terug gestuurd naar de raad, waar het op 23 december 2013 is ontvangen. Tegenover de stelling van klaagster dat zij geen bericht of ‘niet thuiscode’ van PostNL heeft ontvangen, staat de nadere informatie van PostNL waaruit is af te leiden dat op klaagsters adres door PostNL de gebruikelijke kennisgeving is achtergelaten. G. van het Serviceteam Regio Accountmanagement van PostNL heeft immers bij e-mail van 24 februari 2014 aan de raad bericht, dat er wel degelijk een kennisgeving in de bus is gedaan. Bij e-mail van 5 maart 2014 aan de griffie van het hof is door S. van PostNL Pakketten, namens Serviceteam Zakelijk, nogmaals bevestigd dat er wel een kennisgeving bij klaagster is achtergelaten.

5.6 Het hof overweegt dat nu niet vast gesteld kan worden dat de overschrijding van de beroepstermijn door klaagster verschoonbaar is, deze termijnoverschrijding voor rekening van klaagster behoort te blijven.

5.7 Klaagster is derhalve in het door haar ingestelde hoger beroep tegen de beslissing van de raad van discipline te ’s-Gravenhage van 25 november 2013 niet ontvankelijk.

 

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart klaagster in het door haar ingestelde hoger beroep tegen de beslissing van de raad van discipline te ’s-Gravenhage d.d. 25 november 2013 onder nummer R.4176/13.83 niet ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. L. Ritzema, T. Zuidema, G.J. Niezink en M.L.J.C. van Emden-Geenen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2014.