Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-06-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:127
Zaaknummer
7146
Inhoudsindicatie
Beroep ex artikel 9 Advocatenwet ontvankelijk ondanks termijnoverschrijding, wegens ongebruikelijke lange vertraging in postbezorging na verhuizing van de griffie van het beroepschrift en andere op dezelfde dag geposte correspondentie.
Uitspraak
Beslissing van 13 juni 2014
in de zaak 7146
naar aanleiding van het hoger beroep van:
appellant
tegen:
Raad van Toezicht van Advocaten Oost-Brabant
geïntimeerde
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Toezicht in het ressort
Oost-Brabant (verder: de raad) van 27 maart 2014, verzonden aan appellant op 31 maart 2014, waarbij appellant overeenkomstig artikel 9 lid 1 van de Advocatenwet van het tableau is geschrapt.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij appellant van deze beslissing in beroep is gekomen is door appellant op 8 mei 2014 ter post verzonden en op 15 mei 2014 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft de vraag of appellant ontvankelijk is in zijn beroep mondeling behandeld ter openbare zitting van 23 mei 2014, waar appellant is verschenen, alsmede de deken namens de Raad van Toezicht. De deken heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 ONTVANKELIJKHEID
3.1 Nu de beslissing van de raad op 31 maart 2014 is toegezonden aan appellant en ingevolge artikel 9 lid 4 Advocatenwet een beroepstermijn van zes weken van toepassing is, kon appellant uiterlijk op 13 mei 2014 beroep instellen. Het beroep van appellant is door de griffie van het hof ontvangen na afloop van voormelde termijn en daardoor in beginsel – behoudens verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding – niet-ontvankelijk.
3.2 Appellant heeft aangevoerd dat hij op grond van hoofdstuk 6 van de Algemene Wet Bestuursrecht in zijn beroep dient te worden ontvangen. Hij heeft zijn beroepschrift op 8 mei 2014, derhalve binnen de appeltermijn, aan de griffie van het hof gezonden. In de beslissing van de Raad van Discipline van 31 maart 2014 is nog het toenmalige postadres van de griffie te Prinsenbeek vermeld. Appellant heeft echter zijn beroepschrift geadresseerd aan het nieuwe postadres van de griffie te Breda, wat correct was, nu de griffie op 11 april 2014 is verhuisd. Ondanks de juiste adressering is de brief een week onderweg geweest alvorens ter griffie binnen te komen.
3.3 De deken heeft gepleit voor niet-ontvankelijkheid nu hoofdstuk 6 van de Algemene Wet Bestuursrecht op grond van de verwijzing in artikel 9 lid 4 naar artikel 5 lid 3 van de Advocatenwet uitdrukkelijk niet van toepassing is.
3.4 Het hof heeft aan de hand van het poststempel op de envelop vastgesteld dat appellant zijn beroepschrift op 8 mei 2014 daadwerkelijk ter post heeft aangeboden en dat het beroepschrift correct was geadresseerd aan het huidige postadres van de griffie, ondanks dat in de beslissing van de Raad van Toezicht nog het oude postadres stond vermeld. Het beroepschrift is zodanig tijdig vóór afloop van de termijn ter post aangeboden, dat ook bij niet prompte postbezorging maar bij een – niet ongebruikelijke – vertraging met één of twee werkdagen indiening tijdig zou zijn geweest. Voorts heeft het hof geconstateerd dat de verhuizing van het postadres van de griffie ertoe heeft geleid dat een aantal poststukken gedurende langere tijd onderweg zijn geweest tussen het oude en het nieuwe postadres van de griffie met lange – ongebruikelijke – vertragingen in de uiteindelijke bezorging daarvan. In het bijzonder is gebleken dat meerdere poststukken die op 8 mei 2014 zijn verzonden eerst een week later, op 15 mei 2014, ter griffie zijn ontvangen.
3.5 Gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval, te weten de verhuizing van de griffie en de slechte verwerking daarvan door TNT na de verhuizing van de griffie met als gevolg vertragingen in de postbezorging tot een volledige week, tevens rekening houdend met het feit dat het beroepschrift, geadresseerd aan het juiste postadres, vijf dagen voor het verstrijken van de beroepstermijn ter post is aangeboden, is het hof van oordeel dat in dit specifieke geval de onderhavige termijnoverschrijding niet voor rekening en risico van appellant dient te komen en derhalve verschoonbaar moet worden geacht. Het hof acht het beroep van appellant ontvankelijk.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart appellant ontvankelijk in zijn beroep en bepaalt dat het beroep op een nader te bepalen datum inhoudelijk zal worden behandeld.
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, A.J.M.E. Arpeau, E. Schutte en I.E.M. Sutorius, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2014.