Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-03-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:40

Zaaknummer

17-588/DB/OB

Inhoudsindicatie

Niet is gebleken dat verweerster haar cliënten en / of derden heeft aangezet tot antedateren, verdraaien, vervalsen of het plegen van meineed. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 12 maart 2018

in de zaak 17-588/DB/OB

 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van  5 september 2017 op de klacht van:

 

 

klager

 

tegen:

 

 

 

verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 10 februari 2017 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, hierna: ‘de deken”, een klacht ingediend over verweerster.

1.2      Bij brief van 1 augustus 2017 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad.  

1.3      Bij beslissing van 5 september 2017 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c van de Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 5 september 2017 verzonden aan klager.

1.4      Bij brief d.d. 2 oktober 2017, door de raad ontvangen op 4 oktober 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 22 januari 2018 in aanwezigheid van klager, vergezeld van zijn partner mevrouw T, en verweerster. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 2 oktober 2017, de nagekomen brief met bijlagen van verweerster d.d. 4 januari 2018 en de nagekomen brief met bijlagen van klager d.d. 5 januari 2018. Verweerster heeft bezwaar gemaakt tegen toevoeging aan het dossier van klagers brief met bijlagen d.d. 5 januari 2018 en de bij de pleitnota van klager gevoegde stukken. De raad overweegt dat de brief met bijlagen van klager d.d. 5 januari 2018 tijdig zijn ontvangen en dat klager desgevraagd ter zitting heeft verklaard dat deze brief geen nieuwe klachten bevat, doch enkel een toelichting vormt op de reeds ingediende klacht. De raad overweegt voorts dat de bij de pleitnota gevoegde stukken reeds deel uitmaakten van het dossier, met uitzondering van bijlage C3, welk stuk echter een brief van verweerster betreft, zodat zij met de inhoud daarvan bekend mag worden verondersteld. De raad zal klagers brief met bijlagen d.d. 5 januari 2018 alsook de bij klagers pleitnota gevoegde stukken derhalve toevoegen aan het dossier.

 

 

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

door de wijze waarop zij de belangen van haar cliënten behartigt klager ernstig benadeelt.

3.2      De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

de belangrijkste reden voor klager om een onderzoek naar de handelwijze van verweerster in te stellen is dat als zij in beeld komt klagers broers en de adviseurs antedateren, verdraaien, meineed plegen en vervalsen.

                          3.3     In verzet is de vraag aan de orde of de voorzitter is uitgegaan van de juiste beoordelingscriteria en of hij terecht heeft geoordeeld dat behandeling op zitting niet verder kon bijdragen aan zijn oordeelsvorming.

 

4          BEOORDELING  

4.1      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd en voorts acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De raad overweegt dat het niet aan de tuchtrechter is om een oordeel te geven over het civielrechtelijke geschil dat klager en verweersters cliënten verdeeld hield. Niet is gebleken dat verweerster haar cliënten en / of derden heeft aangezet tot antedateren, verdraaien, vervalsen of het plegen van meineed. De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft geoordeeld dat verweerster de grenzen van de aan haar in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet heeft overschreden.

4.2      De raad komt tot de slotsom dat de door klager aangevoerde gronden niet slagen. De voorzitter heeft terecht en op juiste gronden toepassing gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-       verklaart het verzet ongegrond.

 

Griffier                                                                       Voorzitter

 

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mrs. U.T. Hoekstra, J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 maart 2018.

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 12 maart 2018

 

verzonden aan:

-  klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

 

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing, voor zover het verzet on gegrond is  verklaard, geen rechtsmiddel open.