Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-05-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:203
Zaaknummer
7040
Inhoudsindicatie
Hoger beroep niet-ontvankelijk. Termijn is van openbare orde. Appel mogelijk tot uiterlijk op 16 januari 2014, beroepschrift ontvangen 17 januari om 0.01 uur.
Uitspraak
Beslissing van 16 mei 2014
in de zaak 7040
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort
’s-Gravenhage (verder: de raad) van 16 december 2013, onder nummer R.4145/13.52, aan partijen toegezonden op 17 december 2013, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2013:137.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 Bij email van 17 januari 2014, ter griffie ontvangen op 17 januari 2014 is klaagster van deze beslissing in beroep gekomen.
2.2 Bij beslissing van 30 januari 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van het hof klaagster niet-ontvankelijk geoordeeld in haar hoger beroep en dat hoger beroep op die grond afgewezen. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op 30 januari 2014.
2.3 Bij email van 31 januari 2014, door de griffie van het hof ontvangen op 31 januari 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van 30 januari 2014 Na een bevestiging van klaagster heeft de griffier van het hof deze email als een verzetschrift aangemerkt.
2.4 Verweerder heeft bij brief van 21 februari 2014 gereageerd en vervolgens is door hem op 6 maart 2014 een verweerschrift ingediend.
2.5 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 31 maart 2014 waar de echtgenoot van klaagster namens haar is verschenen. Verweerder heeft een bericht van verhindering gezonden.
2.6 Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben. Het verzet strekt tot gegrondbevinding daarvan.
3 BEOORDELING
3.1 De plaatsvervangend voorzitter heeft het beroep niet-ontvankelijk geoordeeld op de grond dat de appelmemorie van klaagster door de griffie van het hof is ontvangen na afloop van de in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet vermelde termijn.
3.2 Vaststaat dat de griffier van het hof de email waarmee beroep werd ingesteld heeft ontvangen op 17 januari 2014 0:01 uur, terwijl klaagster uiterlijk op 16 januari 2014 hoger beroep kon instellen.
3.3 Het belang van de rechtszekerheid brengt mee dat geen onzekerheid kan ontstaan over het eindtijdstip van de appeltermijn. Deze termijn is van openbare orde en moet door de rechter ambtshalve worden toegepast. Het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter moet dan ook ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het verzet van klaagster tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van 30 januari 2014 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. A.B.A.P.M. Ficq, P.T. Gründemann, G.J. Niezink, en H.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2014.