Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-06-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:142
Zaaknummer
6970
Inhoudsindicatie
Hoger beroep te laat, niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Beslissing van 23 juni 2014
in de zaak 6970
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager sub 1
tegen:
verweerster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 15 oktober 2013, onder nummer 13-051NH, aan partijen toegezonden op 15 oktober 2013, waarbij van een klacht van klagers tegen verweerster de onderdelen a en d ongegrond zijn verklaard en de onderdelen b en c gegrond zijn verklaard, zonder oplegging van een maatregel.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2013:116.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager sub 1 van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is Het beroepschrift is ter griffie ontvangen na het verstrijken op 15 november 2013 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerster.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 28 april 2014, waar mr. X., namens klager is verschenen. Mr. X. heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 BEOORDELING
3.1 Artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet bepaalt dat gedurende 30 dagen na verzending van de beslissing van de raad van discipline beroep kan worden ingesteld. Aangezien de beslissing van de raad op 15 oktober 2013 is toegezonden aan klagers konden zij op uiterlijk 14 november 2013 beroep instellen.
3.2. Nu de appelmemorie van klagers door de griffie van het hof op 15 november 2013 is ontvangen, derhalve na afloop van voormelde in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet neergelegde termijn, is het beroep niet-ontvankelijk. Het betoog van de zijde van klager dat voor een juridische leek de ontvangsttheorie moet gelden, en het beroep op reflexwerking van art. 6:9 Awb worden als onjuist verworpen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 15 oktober 2013, gewezen onder nummer 13-051NH.
Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. L. Ritzema, T. Zuidema, W.A.M van Schendel en M. Pannevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2014.