Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-03-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2018:39
Zaaknummer
16-1149/DB/LI
Zaaknummer
17-043/DB/LI
Inhoudsindicatie
De termijn waarbinnen het griffierecht dient te worden betaald betreft geen fatale termijn, in die zin dat overschrijding van deze termijn tot niet-ontvankelijkheid leidt. Ook de omstandigheid dat klager op een eerdere intrekking van de klacht bij de deken is teruggekomen en alsnog om doorzending van de klacht heeft gevraagd leidt niet tot niet-ontvankelijkheid van de klacht. Enkel een klacht waarop door de tuchtrechter is beslist kan niet voor een tweede maal aan de tuchtrechter worden voorgelegd.
Inhoudsindicatie
Klacht is voor zover deze betrekking heeft op feiten die meer dan drie jaar voor indiening van de klacht hebben plaatsgevonden niet-ontvankelijk.
Inhoudsindicatie
Aan klager is tijdig aangekondigd dat hij tijdens een hoorzitting door de beklaagde advocaat zou worden bijgestaan, waarop door klager niet is gereageerd. Ondermaatse rechtsbijstand tijdens de hoorzitting is niet komen vast te staan.
Inhoudsindicatie
Klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 5 maart 2018
in de zaken 16-1149 en 17-043DB/LI
naar aanleiding van de klachten van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brieven van 13 en 14 juli 2016 en 3 augustus 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg klachten ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 16 december 2016 met kenmerk K 16-100 (klachtzake 16-1149/DB/LI) door de raad ontvangen op 19 december 2016 en bij brief van 6 januari 2017 met kenmerk K16-120 (klachtzaak 17-042/DB/LI) door de raad ontvangen op 9 januari 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klachten ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klachten zijn behandeld ter zitting van de raad van 11 december 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brieven van de deken d.d.16 december 2016 en 6 januari 2017, met bijlagen;
- de brief van de kantoorgenoot van verweerder d.d. 22 december 2016, met bijlagen
- de e-mail van klagers d.d. 1 januari 2017
- de brief van de kantoorgenoot van verweerder d.d. 9 januari 2017
- de bief van de kantoorgenoot van verweerder d.d. 2 februari 2017;
- de brief van klagers d.d.6 november 2017, met bijlagen
- de brief van de kantoorgenoot van verweerder d.d.14 november 2017, met bijlage;
- de brief van de kantoorgenoot van verweerder d.d. 28 november 2017, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klachten wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Klager had zich tot een kantoorgenoot van verweerder, verder te nomen mr. X, gewend in verband met de volgende problemen:
- CIZ indicatie;
- huurachterstand;
- gebreken aan de huurwoning;
- verlaging uurtarief betreffende zorgverlening;
- verhuiskostenvergoeding
- faillissement van klager
Mr. X heeft in verband met voormelde problemen op meerdere rechtsgebieden werkzaamheden voor klagers verricht.
2.3. Verweerder heeft klager bijgestaan in een WMO zaak tegen het college van B&W van de gemeente V. Verweerder heeft bezwaar gemaakt tegen een beslissing van het college van B&W van de gemeente V en een verzoek tot voorlopige voorzieningen ingediend. Op 30 augustus 2011 zijn aan klager twee toevoegingen voor de werkzaamheden van verweerder verleend.
2.5 In de periode van 9 juni 2009 tot 13 april 2016 zijn aan klager 24 toevoegingen verleend voor de werkzaamheden van mr. X. Op 19 en 30 mei 2016 zijn drie toevoegingsaanvragen van mr. X (betreffende zaken tegen CIZ en CZ zorgkantoor) afgewezen.
2.6 Verweerder heeft mr. X tijdens een hoorzitting op 4 september 2013 te Tilburg wegens diens verhindering vervangen.
3 KLACHTEN
3.1 In klachtzaak 16-1149/DB/LI :
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zonder toestemming van klager en diens echtgenote/mentor is opgetreden als zijn advocaat en twee toevoegingen heeft aangevraagd terwijl hij niet als advocaat van klager optrad.
.
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht:
3.3 Verweerder heeft klager zonder toestemming van klager tijdens een zitting op 7 oktober 2011 vertegenwoordigd, terwijl klager hem had gezegd dat hem de ochtend voorafgaand aan de zitting door een secretaresse van het kantoor was medegedeeld dat de zitting niet zou doorgaan en hij verweerder te kennen had gegeven dat hij niet zijn advocaat was en hem ter zitting niet mocht vertegenwoordigen. Desondanks heeft verweerder klager ter zitting vertegenwoordigd. Klager heeft hierover zijn beklag gedaan bij mr. X.
3.4 Verweerder heeft mr. X tijdens een hoorzitting op 4 september 2013 plotseling vervangen, terwijl hij niets bij zich had en niet wist waar de hoorzitting over ging. Klager heeft tegen mr. X gezegd dat verweerder nooit meer voor hem mocht optreden.
3.2 In klachtzaak 17-043/DB/LI:
In deze zaak zijn naast de in klachtzaak 16-1149/DB/LI reeds vermelde klachten geen zelfstandige klachten geformuleerd.
4 VERWEER
in de zaak 16-1149/DB/LI
Primair:
4.1 Klager kan niet in zijn klachten worden ontvangen omdat hij het griffierecht niet tijdig heeft betaald.
4.2 Klager heeft zijn klacht bij brief van 19 augustus 2016 bij de deken ingetrokken. Het tuchtrecht biedt geen mogelijkheid om een eenmaal teruggetrokken klacht opnieuw te behandelen. Ook op grond hiervan kan klager niet worden ontvangen in hun klacht.
Secundair:
4.3 Toen verweerder klager op 7 oktober 2011 belde met de vraag waar hij bleef, bleek dat abusievelijk door een secretaresse van het kantoor van verweerder telefonisch aan klager was medegedeeld dat de zitting van 7 oktober 2011 niet doorging. Verweerder heeft hiervoor zijn excuses aangeboden. Omdat na een huisbezoek op 5 oktober 2011 was afgesproken dat verweerder ter zitting enkel zou mededelen dat er een regeling met de gemeente V was bereikt en dat aan de voorzieningenrechter zou worden verzocht de regeling in het proces-verbaal vast te leggen, gaf klager te kennen dat de zitting, gelet op het formele karakter van die zitting, zonder zijn aanwezigheid kon worden voortgezet. Verweerder heeft met telefonische toestemming van klager het verzoek tot voorlopige voorzieningen en het bezwaar ingetrokken. Klager heeft zich per fax van 25 oktober 2011 bij mr. X beklaagd over het optreden van verweerder. Mr. X heeft hierop bij brief van 2 november 2011 gereageerd. Sindsdien zijn alle zaken van klager onder naam en verantwoordelijkheid van mr. X gevoerd.
4.4 Verweerder heeft mr. X tijdens een hoorzitting in een PGB zaak tegen het CZ Zorgkantoor op 4 september 2013, wegens diens verhindering, vervangen. Op 12 augustus 2013 was aan klager bericht dat mr. X hoogstwaarschijnlijk verhinderd zou zijn en dat klager zou worden bijgestaan door mr. X of door verweerder. Klager was na afloop van de hoorzitting tevreden over het optreden van verweerder, althans zo leek het. Verweerder heeft na zijn optreden op 4 september 2013 van mr. X vernomen dat klager wenste dat enkel mr. X voor hem optrad en dat hij wenste dat verweerder mr. X ook niet in noodgevallen zou vervangen.
4.5 Verweerder heeft niet klachtwaardig gehandeld. Hij heeft zich altijd volledig voor klager ingezet. De gesprekken die hij met klager heeft gevoerd zijn altijd goed verlopen.
5 BEOORDELING
in de zaak 16-1149/DB/LI:
5.1 Ten aanzien van het beroep van verweerder op de niet-ontvankelijkheid overweegt de raad het volgende. De termijn waarbinnen het griffierecht dient te worden betaald betreft geen fatale termijn, in die zin dat overschrijding van deze termijn tot niet-ontvankelijkheid leidt. Ook de omstandigheid dat klager op een eerdere intrekking van de klacht bij de deken is teruggekomen en alsnog om doorzending van de klacht heeft gevraagd leidt niet tot niet-ontvankelijkheid van de klacht. Enkel een klacht waarop door de tuchtrechter is beslist kan niet voor een tweede maal aan de tuchtrechter worden voorgelegd. De raad gaat daarom voorbij aan het beroep op niet-ontvankelijkheid van de klacht op de daartoe door verweerder aangevoerde gronden.
5.2 De klacht heeft betrekking op het ten onrechte aanvragen van twee toevoegingen in 2011 en het optreden van verweerder op 7 oktober 2011 alsmede het optreden van verweerder op 4 september 2013.
Voor zover de klacht betrekking heeft op het handelen van verweerder in 2011 overweegt de raad dat ingevolge het bepaalde in artikel 46 g lid 1 sub a Advocatenwet een klacht niet-ontvankelijk is indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs heeft kennis kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Gelet op het feit dat de door verweerder aangevraagde toevoegingen op 30 augustus 2011 aan klager zijn verleend en gelet op de inhoud van de fax van klager van 25 oktober 2011 aan mr. X, was klager in 2011 bekend met voormeld handelen van verweerder waarop de klacht betrekking heeft. Nu de klacht is ingediend in juli 2016, en derhalve na verloop van meer dan drie jaren ,is de klacht voor zover deze betrekking heeft op het handelen van verweerder in 2011 niet-ontvankelijk. Voor zover de klacht betrekking heeft op het handelen van verweerder in september 2013 is de klacht ontvankelijk en zal de raad deze hierna inhoudelijk beoordelen.
5.3 Vast staat dat verweerder mr. X tijdens een hoorzitting op 4 september 2013 te Tilburg heeft vervangen. Aan klager is tijdig bij brief van 12 augustus 2013 mededeling gedaan van de mogelijkheid dat mr. X tijdens de hoorzitting op 4 september 2013 niet aanwezig zou kunnen zijn en in dat geval door verweerder zou worden vervangen, waarop door klager niet is gereageerd. De raad stelt vast dat klager zijn klacht over het optreden van verweerder tijdens de hoorzitting op 4 september 2013 niet nader heeft onderbouwd en dat verweerder het hem verweten handelen betwist. In gevallen als deze, waarin de lezingen van partijen omtrent het handelen of nalaten van de advocaat uiteenlopen en waarin niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen de juiste is, kan de klacht niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klager minder geloof zou verdienen dan het woord van verweer d er, maar op de omstandigheid dat voor de kwalificatie van het handelen of nalaten van verweer d er als tuchtrechtelijk verwijtbaar eerst dient te worden vastgesteld dat het verweten handelen of nalaten feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is in deze zaak niet mogelijk. De raad zal de klacht, voor zover ontvankelijk, op grond van het bovenstaande ongegrond verklaren.
in de zaak 17-043
In deze zaak zijn door klager naast de klachten genoemd in klachtzaak 16-1149/DB/LI geen zelfstandige klachten geformuleerd. Nu de klachten in deze zaak een herhaling van de in klachtzaak 16-1149/DB/LI reeds geformuleerde klachten betreft zal de raad klager in deze zaak niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
in klachtzaak 16-1149/DB/LI:
De raad van discipline :
- verklaart de klacht, voorzover deze betrekking heeft op het verweten handelen van verweerder in 2011, niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond.
in klachtzaak 17-043/DB/LI:
De raad van discipline :
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klachten
Aldus beslist door mr. M.E. Bartels , voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek en L. W.M. Caudri, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 maart 2018
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 5 maart 2018
verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocate
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl