Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-06-2015
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2015:222
Zaaknummer
7388
Inhoudsindicatie
Verweerder had beroep ingesteld en vervolgens ingetrokken. In haar antwoordmemorie stelde klaagster ook beroep in. Dit beroep is niet-ontvankelijk omdat het werd ontvangen door de griffie na het verstrijken van de appeltermijn. Incidenteel appel is dus niet mogelijk.
Uitspraak
Beslissing van 19 juni 2015
in de zaak 7388
naar aanleiding van het wederzijds appel van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 16 december 2014, onder nummer 14-175A, aan partijen toegezonden op 16 december 2014, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder voor wat betreft klachtonderdeel a gegrond is verklaard, onderdeel b ongegrond en verweerder de maatregel van één maand voorwaardelijke schorsing is opgelegd.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2014:335.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klaagster en verweerder van deze beslissing in hoger beroep zijn gekomen, is respectievelijk op 2 februari 2015 en 15 januari 2015 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- het faxbericht d.d. 8 mei 2015 van verweerder;
- de e-mail van verweerder aan het hof van 13 mei 2015.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 22 mei 2015, waar geen van de partijen is verschenen
3 BEOORDELING
3.1 Bij e-mail van 13 mei 2015 heeft verweerder zijn beroep tegen de beslissing van de raad ingetrokken, zodat het hof nog slechts hoeft te beslissing op het beroep van klaagster.
3.2 Ten aanzien van het beroep van klaagster overweegt het hof als volgt. Artikel 56 lid 3 van de Advocatenwet bepaalt dat een beroep tegen de beslissing van de raad moet worden ingesteld binnen 30 dagen na verzending aan partijen door de griffier van de raad. De beslissing van de raad is door de griffier van de raad verzonden op 16 december 2014, zodat 15 januari 2015 de uiterste dag was waarop klaagster tijdig beroep kon instellen tegen de beslissing van de raad. Het beroepschrift van klaagster is binnengekomen op 2 februari 2015, derhalve te laat, en dit leidt tot het oordeel dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar beroep.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 16 december 2014, gewezen onder nummer 14-175A.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs.
A.D.R.M. Boumans, G.J.S. Bouwens, M.L.J.C. van Emden-Geenen en
R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2015.