Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-07-2016

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2016:142

Zaaknummer

150111

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar. Appel algemeen deken. Bezwaar dat verweerder geen gehoor geeft aan verzoeken van de deken om hem te informeren naar aanleiding van de door de president van het gerechtshof bij de deken neergelegd signaal, is ook in appel gegrond.Onvoorwaardelijke schorsing van 2 weken. De deken is ontvankelijk in zijn bezwaar dat verweerder een misslag heeft begaan door, ofschoon dit niet mogelijk was, appel in te stellen en nadien de gevolgen daarvan voor zijn cliënte kennelijk niet ongedaan te maken. De deken heeft op grond van artikel 46f van de Advocatenwet de taak en de bevoegdheid om wanneer hij buiten het geval van een klacht op de hoogte is van bezwaren tegen een advocaat deze ter kennis van de raad te brengen. Het hof kan geen inhoudelijke beslissing over de gegrondheid van het bezwaar nemen  omdat de raad geen onderzoek heeft ingesteld. Verweerder heeft evenwel geen belang bij terugverwijzing naar de raad voor verder onderzoek omdat aan hem in zaak 160025 door het hof de maatregel van schrapping is opgelegd.

Uitspraak

Beslissing

van 11 juli 2016   

in de zaak 150111

naar aanleiding van het wederzijdse hoger beroep van:

verweerder

tegen:

de algemeen deken

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 12 oktober 2015, onder nummer L95-2015, aan partijen toegezonden op 13 oktober 2015, waarbij van het bezwaar van de deken onderdeel 1 gegrond is verklaard en de deken ten aanzien van bezwaaronderdeel 2 niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar en aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van zijn praktijk voor de duur van twee weken is opgelegd en aan de deken is bevolen deze schorsing binnen het arrondissement openbaar te maken.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2015:224.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 11 november 2015 ter griffie van het hof ontvangen. De memorie waarbij de algemeen deken van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 12 november 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van het hof van discipline op 4 april 2016.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 23 mei 2016, waar de algemeen deken, bijgestaan door mr. S, is verschenen. Mr. S heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    HET BEZWAAR

3.1    Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    geen gehoor geeft aan verzoeken van de deken om hem te informeren naar aanleiding van een door de president van het gerechtshof bij de deken neergelegd signaal;

2.    een misslag heeft begaan door, ofschoon dit niet mogelijk was, appel in te stellen en nadien de gevolgen daarvan voor zijn cliënte kennelijk niet ongedaan te maken.

4    FEITEN

4.1    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Verweerder heeft appel ingesteld tegen de gegrondverklaring van klachtonderdeel 1. Ten aanzien van klachtonderdeel 1 heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grief van verweerder dat hij bewijs voor zijn stellingen heeft aangeboden, hetgeen door de raad zou zijn genegeerd, wordt verworpen, nu verweerder in hoger beroep wederom geen bewijs van zijn stellingen heeft overgelegd. De beslissing van de raad dient in zoverre te worden bekrachtigd.

5.2    De deken heeft appel ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van  onderdeel 2 van het bezwaar. De raad heeft daarbij geoordeeld dat het veeleer aan de cliënte van verweerder dan aan de deken is om over verweerders handelen te klagen en dat de deken in zijn brief aan verweerder van 11 mei 2015 reeds een standpunt lijkt te hebben ingenomen over de vraag of verweerder een misslag heeft begaan, zonder dat verweerder eerst om een reactie is gevraagd op de brief van de president van het gerechtshof van 22 april 2015, waardoor onderdeel 2 van het bezwaar prematuur zou zijn.

5.3    Het hof oordeelt dat de raad bij zijn beoordeling of de deken in onderdeel 2 van zijn bezwaar ontvankelijk is, een onjuist, namelijk te beperkt, criterium heeft toegepast.

5.4    De deken heeft op grond van artikel 46f van de Advocatenwet de taak en de  bevoegdheid om, wanneer hij buiten het geval van een klacht op de hoogte is gebracht van bezwaren tegen een advocaat, deze ter kennis van de raad van discipline te brengen. Deze discretionaire bevoegdheid van de deken kan door de tuchtrechter slechts marginaal worden getoetst. De feiten en omstandigheden van dit geval bieden geen grond voor het oordeel  dat geen redelijk handelend deken  tot de indiening van een dekenbezwaar heeft kunnen komen. Daarom is de deken ontvankelijk in onderdeel 2 van zijn bezwaar.

5.5    Desondanks kan het hof geen inhoudelijke beslissing nemen over de gegrondheid van het bezwaar, nu daarnaar door de raad geen onderzoek is ingesteld.  Een terugwijzing hiertoe naar de raad zou op zijn plaats zijn, echter gelet op de beslissing van het hof van heden in de zaak met nummer 160025, waarbij aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau is opgelegd, heeft verweerder geen belang meer bij een terugwijzing ten behoeve van nader onderzoek door de raad. Het hof zal daarom volstaan met oordeel dat de algemeen deken ontvankelijk is in onderdeel 2 van zijn bezwaar.

5.5    Gelet op het voorgaande ziet het hof geen aanleiding een andere maatregel op te leggen dan in de beslissing van de raad aan verweerder is opgelegd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    vernietigt de beslissing waarvan beroep, maar alleen voor zover daarbij de deken ten aanzien van onderdeel 2 van het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard;

en, in zoverre opnieuw rechtdoende:

-    verklaart de deken in onderdeel 2 van het bezwaar ontvankelijk;

-    bekrachtigt de beslissing waarvan beroep voor het overige.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. W.A.M. van Schendel, J.R. Krol, V. Wolting en R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M.J. Gijzen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2016.

                             

griffier    voorzitter           

               

De beslissing is verzonden op 11 juli 2016.