Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-03-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:43

Zaaknummer

18-015/DB/NN

Inhoudsindicatie

Advocaat is over de financiële afspraken met zijn cliënt geen verantwoording aan de wederpartij van zijn cliënt verschuldigd. Klager heeft geen eigen belang bij zijn klacht. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort 

’s-Hertogenbosch van  9 maart 2018

 

in de zaak 18-015/DB/NN

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

 

tegen:

 

verweerder

 

De griffier van het Hof van Discipline heeft bij brief van 4 januari 2018, door de raad van discipline ontvangen op 12 januari 2018, de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline van 19 december 2017 aan de raad van discipline toegezonden. De plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline heeft bij voormelde beslissing de raad van discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch aangewezen voor de behandeling van de klacht van klager tegen verweerder.

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van    21 november 2017 met kenmerk 2017 KNN 134 , door de raad ontvangen op 12 januari 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1      Verweerder heeft de wederpartij van klager in meerdere procedures bijgestaan. Verweerder heeft zijn cliënt bijgestaan op basis van een door de Raad voor Rechtsbijstand aan zijn cliënt verleende toevoeging. De Raad voor Rechtsbijstand heeft de toevoeging na afloop van de procedure op basis van een resultaatsbeoordeling ingetrokken.

1.2      Bij brief van 3 augustus 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend tegen verweerder.

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder zijn cliënt op basis van een toevoeging heeft laten procederen, terwijl hij wist, althans had behoren te weten dat zijn cliënt meer inkomen had dan het maximaal toelaatbare inkomen om voor een toevoeging in aanmerking te komen.

Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende naar voren gebracht:

2.2       Behalve dat het ethisch verwerpelijk is om ten onrechte op basis van een toevoeging te procederen heeft klager als wederpartij van de cliënt van verweerder hierdoor ook financieel nadeel geleden, aangezien de cliënt van verweerder, als hij voor de werkzaamheden van verweerder had moeten betalen, veel eerder van verder procederen had afgezien. Verweerder heeft niet alleen klager geschaad maar ook de Nederlandse samenleving, omdat hiermee het vertrouwen in de rechtsstaat is ondermijnd.

                        3          VERWEER

3.1       De tussen verweerders cliënt en klager gevoerde procedure die aanving met de dagvaarding van 4 februari 2014 werd gevoerd op basis van de op 16 november 2012 afgegeven toevoeging. Peiljaar was 2010 ter bepaling van het inkomen en vermogen van zijn cliënt en diens echtgenote. Omdat het inkomen nog niet definitief was vastgesteld (door de belastingdienst) voerde de Raad in 2016 een hercontrole uit die leidde tot verhoging van de eigen bijdrage.

 

3.2       Klager heeft ingevolge een rechterlijke uitspraak tussen hem en verweerders cliënt een bedrag van € 25.461,32 aan laatstgenoemde betaald. Op grond van een resultaatsbeoordeling heeft de Raad voor de Rechtsbijstand de toevoeging ingetrokken.

3.2       De klacht is op 3 augustus 2017 ingediend en dat is na verloop van meer dan drie jaar na de dag waarop klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het aan verweerder verweten handelen.

 

4          BEOORDELING

4.1       Klager stelt de klacht niet persoonlijk maar als klokkenluider te hebben ingediend om daarmee misstanden in de rechtsstaat aan de orde te stellen.

4.2       De voorzitter overweegt ambtshalve dat het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

4.3       De klacht heeft betrekking op de financiële afspraken tussen verweerder en zijn cliënt. Verweerder is over de financiële afspraken, die hij met zijn cliënt voor zijn werkzaamheden maakt, geen verantwoording aan klager als wederpartij van zijn cliënt verschuldigd. Ter zake komt klager geen klachtrecht toe.  

4.4       Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46 j  Advocatenwet, dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter verklaart:

 

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk

 

Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 9 maart 2018

 

 

Griffier                                                Voorzitter

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 20 maart 2018

 

verzonden aan:

-              klager

-              verweerder

-               de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

 

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch , Postbus 1190,4801 BD Breda..  Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ) waarin de gronden van het verzet gemotiveerd worden omschreven. In het verzetschrift moet u uitleggen waarom u het niet eens bent met de beslissing van de voorzitter dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift dus ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl