Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-03-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2018:44
Zaaknummer
17-808/DB/LI
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft zich, in strijd met het bepaalde in art 15 lid 2 van de gedragsregels zonder toestemming van de wederpartij en nadat om uitspraak is gevraagd, tot de kantonrechter gewend. Gegrond Waarschuwing. Proceskosten.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 26 maart 2018
in de zaak 17-808/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief d.d. 8 mei 2017 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend tegen verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 4 oktober 2017 met kenmerk K17-055 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 februari 2018 in aanwezigheid van klagers en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- De hierboven genoemde brief van de deken en de daaraan gehechte stukken.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Op 1 juli 2015 is de moeder van klagers, mevrouw C, overleden. Klagers zijn, tezamen met de heer J en mevrouw A, erfgenamen in de nalatenschap van wijlen mevrouw C. In het testament van wijlen mevrouw C is klaagster sub 2 benoemd tot executeur.
2.2 Tussen klagers enerzijds en J en A anderzijds is een geschil ontstaan. J en A hebben zich voor rechtsbijstand gewend tot verweerder. Verweerder heeft op 17 februari 2017 een verzoek ingediend bij de rechtbank Limburg strekkende tot ontslag van klaagster sub 2 als executeur.
2.3 Op 21 april 2017 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. De kantonrechter heeft de behandeling gesloten en aan partijen medegedeeld dat binnen zes weken een beslissing zou worden gegeven.
2.4 Op 3 mei 2017 heeft verweerder per e-mail en per gewone post aan de kantonrechter toegezonden een brief van klagers aan verweerders cliënten d.d. 28 april 2017 met een begeleidende brief, luidend als volgt:
“In opgemelde kwestie ontvingen mijn cliënten bijgaand schrijven van 28 april 2017.
Ondanks dat de behandeling gesloten is, acht ik het toch noodzakelijk dat u van dit schrijven kennis neemt en met name van de opmerking: “In dit kader delen wij u tevens nu mede dat wij niet gaan bijdragen aan reactie(s) of handelingen van een nieuwe executeur op briefwisseling/verzoeken die uw advocaat aan de nieuwe executeur zal gaan richten.”
Uiteraard deed ik een kopie van dit schrijven toekomen aan [klaagster sub 2], over wiens e-mailadres ik beschik; die kan dit dan doorsturen aan haar broer.”
2.5 Verweerder heeft bij e-mailbericht d.d. 3 mei 2017 aan klaagster een kopie van zijn brief aan de kantonrechter toegestuurd.
2.6 Bij beschikking d.d. 19 mei 2017 heeft de kantonrechter klaagster sub 2 ontslagen als executeur.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
zich, in strijd met het bepaalde in art 15 lid 2 van de gedragsregels zonder toestemming van de wederpartij en nadat om uitspraak is gevraagd, tot de kantonrechter heeft gewend.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft op de automatische piloot gewerkt en dacht dat, nu er geen advocaat aan de zijde van de wederpartij was, het hem geoorloofd was zich, nadat de zaak gesloten was, tot de rechter te wenden onder gelijktijdige toezending van zijn brief aan de wederpartij. Verweerder heeft geen toestemming gevraagd aan de wederpartij, maar als hij dat wel had gedaan, zou hij geen toestemming hebben gekregen. De brief van klagers aan verweerders cliënten was zodanig onbehoorlijk en intimiderend dat verweerder meende en mocht menen dat hij handelde zoals het betaamde door dit onder de aandacht van de rechter te brengen. Uit de brief bleek namelijk dat klaagster sub 2 zich had gediskwalificeerd als executeur.
5 BEOORDELING
5.1 Gedragsregel 15 lid 2 zoals die gold ten tijde van het indienen van de klacht, bepaalt dat, nadat om een uitspraak is gevraagd, het de advocaat niet geoorloofd is om zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden. Verweerder heeft erkend dat hij zich bij brief d.d. 3 mei 2017, en dus nadat om uitspraak was gevraagd, zonder voorafgaande toestemming van klagers tot de rechter heeft gewend. Ter zitting van de raad heeft verweerder uitvoerig gemotiveerd uiteengezet dat schending van de gedragsregel gerechtvaardigd was omdat het belang van de waarheidsvinding vergde dat verweerder klagers brief d.d. 28 april 2017 onder de aandacht van de rechtbank bracht.
5.2 De raad stelt vast dat dit ter zitting gevoerde verweer in contrast staat met verweerders initiële verweer dat hij zich, op de automatische piloot en zonder dat hij zich ervan bewust was dat gedragsregel 15 lid 2 ook van toepassing is indien de wederpartij niet door een advocaat wordt bijgestaan, tot de rechter had gewend. Wat daar ook van zij, de raad is anders dan verweerder van oordeel dat van een gerechtvaardigd belang bij het doorsturen van de brief van 28 april 2017 aan de kantonrechter geen sprake is geweest. De raad is van oordeel dat de inhoud van de brief van klagers d.d. 28 april 2017 niet zodanig was dat gezegd kan worden dat de waarheidsvinding schending van gedragsregel 15 lid 2 vorderde. De raad is kortom van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door zich in strijd met hetgeen is bepaald in gedragsregel 15 lid 2 tot de rechter te wenden. De klacht is derhalve gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in gedragsregel 15 lid 2. Hiervoor bestond naar het oordeel van de raad geen rechtvaardiging. Aldus heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De raad acht een waarschuwing passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Aangezien de klacht gegrond wordt verklaard, moet verweerder het door klagers betaalde griffierecht aan hen vergoeden.
7.2 De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder, gelet op artikel 48ac, eerste lid, onder a, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klagers in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50 aan reiskosten. De raad bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden overgemaakt naar het daartoe tijdig door klagers aan verweerder opgegeven rekeningnummer.
7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder gelet op artikel 48ac, eerste lid, onder b, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000. De raad bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Nederlandse Orde van Advocaten door overmaking naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klagers;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van EUR 50 aan klagers op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.2 bepaald;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.3 bepaald .
Aldus beslist door mr. M.E. Bartels, voorzitter, mrs. J.B. de Meester, A. Groenewoud , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2018
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
verzending
Deze beslissing is in afschrift op 26 maart 2018
verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
rechtsmiddel
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl