Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-08-2013
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2013:193
Zaaknummer
6607
Inhoudsindicatie
Bekrachtiging ongegrondverklaring. Klachten over kwaliteit van dienstverlening, hoogte declaraties en dreiging met incasso.
Uitspraak
Beslissing van 16 augustus 2013
in de zaak 6607
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klagers
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 29 oktober 2012, onder nummer H 199 2011, aan partijen toegezonden op 30 oktober 2012, waarbij het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter gegrond is verklaard en de klachten van klagers tegen verweerder ongegrond zijn verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klagers van deze beslissing zijn hoger beroep is gekomen, is op 15 november 2012 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder;
- de brief van klagers aan het hof van11 maart 2013;
- de brief van klagers aan het hof van 26 maart 2013;
- de brief van klagers aan het hof van 9 april 2013;
- de brief van klagers aan het hof van 15 mei 2013
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 3 juni 2013, waar klagers en verweerder zijn verschenen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voorzover in hoger beroep van belang in dat:
1. Verweerder heeft de belangen van klager sub 1 in een voor hem bij de rechtbank te ’s Hertogenbosch gevoerde procedure niet goed behartigd, daardoor te veel in rekening gebracht en vervolgens gedreigd met incasso van zijn declaraties. Verweerder heeft voorts verzuimd appel in te stellen.
2. Verweerder heeft bij klager sub 2 te hoge bedragen in rekening gebracht en met incasso hiervan gedreigd.
3. In hoger beroep heeft klager sub 2 aangevoerd dat hij werkzaamheden voor verweerder heeft verricht en aanspraak maakt op betaling. Verweerder weigert dit.
4 FEITEN
Verweerder heeft klager sub 1 bijgestaan bij een procedure ten overstaan van de Rechtbank ‘s-Hertogenbosch. Klager sub 2 is daarbij gaan optreden als adviseur van klager sub1. Hoewel verweerder het klagers had afgeraden pleidooi te vragen heeft hij dat, na aandringen van klagers, toch gedaan. De Rechtbank heeft het verzoek tot het houden van pleidooi afgewezen en daarna de vordering van klager sub 1 afgewezen. Verweerder heeft klagers meermalen gewezen op openstaande nota’s en aangekondigd geen beroep in te stellen als de rekeningen niet waren betaald. Na overleg met de deken heeft verweerder tijdig een appeldagvaarding uit laten brengen om zodoende de rechten van klagers veilig te stellen.
5 BEOORDELING
Het hof onderschrijft de beoordeling van de raad over de wijze waarop verweerder voor klager sub 1 heeft geprocedeerd en zal de beoordeling van de raad bekrachtigen. Klagers bieden wederom bewijs aan door middel van getuigen die zouden kunnen verklaren over prijsafspraken die met verweerder zouden zijn gemaakt. Net als de raad acht het hof het horen van getuigen niet nodig, omdat de klacht van klager inhoudt dat, doordat verweerder onjuist/ondermaats voor hen heeft geprocedeerd, zij daardoor een te hoge rekening gepresenteerd hebben gekregen. Net als de raad stelt het hof niet vast dat verweerder de belangen van klager niet goed heeft behartigd. Aan de vraag of klager daardoor te veel hebben moeten betalen komt het hof dan ook niet toe.
Voor zover klager sub 2 in beroep zijn klachten heeft willen uitbreiden, komt het hof aan behandeling van deze klachtuitbreiding toe, omdat klachten tegen een advocaat dienen te worden ingediend op de in artikel 46c van de Advocatenwet bepaalde wijze. Dit betekent dat in hoger beroep geen nieuwe klachten aan het hof ter beoordeling kunnen worden voorgelegd. Het hof zal de door klager sub 2 in hoger beroep geformuleerde nieuwe klachten tegen verweerder dan ook buiten beschouwing laten.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Hertogenbosch van 29 oktober 2012, gewezen onder nummer H 199-2011.
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. J.S.W. Holtrop, E.B. Knottnerus, E. Schutte en G.J.L.F. Schakenraad, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2013.