Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-08-2015
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2015:265
Zaaknummer
7452
Inhoudsindicatie
Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. Verweerster is ambtshalve door de rechtbank aan klaagster toegevoegd. Hieruit moet al worden afgeleid dat verweerster, anders dan klagers menen, geacht moet worden in het kinderstrafrecht gespecialiseerd te zijn, omdat dit een vereiste is om te kunnen worden toegevoegd.
Uitspraak
Beslissing
van 24 augustus 2015
in de zaak 7452
naar aanleiding van het hoger beroep van:
[klager],
mede namens zijn minderjarige dochter
klagers
tegen:
verweerster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 2 februari 2015, onder nummer 14-172, aan partijen toegezonden op 2 februari 2015, waarbij een klacht van klagers tegen verweerster ongegrond is verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2015:5.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep zijn gekomen, is op 4 maart 2015 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerster;
- de brief van klagers aan het hof van 15 mei 2015.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 26 juni 2015, waar klager en verweerster zijn verschenen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:
a) klagers heeft gestalkt en belaagd; (klacht 1 en 2 in de aanbiedingsbrief van de deken)
b) klagers heeft geïntimideerd door vergezeld van twee agenten ter zitting te verschijnen, de rechter valselijk voor heeft gelicht, de rechtszaak heeft gefrustreerd, samen heeft gespannen met de politie en zodoende klager heeft geduid als een agressor, klagers tijdens de zitting overstuur heeft gemaakt en de politieagenten heeft ingezet om te voorkomen dat klagers de zittingzaal zouden verlaten en niet heeft geprotesteerd tegen de wijze van hun optreden; (klachten 3 t/m 7 en 9 in de aanbiedingsbrief van de deken)
c) de verdediging van klaagster tegen de wens van klagers in op zich heeft genomen; (klacht 8 in de aanbiedingsbrief van de deken)
3.2 Klager had zelf voor zijn dochter verweer willen voeren.
3.3 Uit het proces-verbaal ter zitting van de raad blijkt dat klagers – zonder tegenspraak van verweerster - de raad erop hebben gewezen dat de klachtomschrijving betreffende mr. S niet geheel correct, althans niet volledig was en dat aan de klacht een onderdeel moet worden toegevoegd, namelijk dat verweerster ook tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld doordat zij:
d) zich in strijd met de waarheid heeft geafficheerd als advocaat gespecialiseerd in kinderstrafzaken.
4 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
4.1 In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke (behoudens wat hierna onder 4.2 is overwogen) niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
4.2 In overweging 2.8 moet in plaats van “verweerder en mr. S” te worden gelezen “verweerster en mr. M”. Het hof heeft verder niet kunnen vaststellen dat (zoals de raad heeft overwogen) verweerster op 6 juni 2014 naar klagers vaste telefoon heeft gebeld en, toen er niet werd opgenomen, een voicemailbericht heeft ingesproken.
5 BEOORDELING
5.1 Het hof heeft geen aanleiding gezien om de in het geding gebrachte CD ROM af te spelen en te beluisteren. Klagers hebben immers een transcriptie van wat op deze CD ROM te horen is aan het hof toegezonden, waarvan het hof kennis heeft genomen. Tijdens de behandeling hebben klagers niet, althans onvoldoende kunnen aangeven waarom daarnaast kennisneming van de CD ROM relevant zou kunnen zijn. Vermeende verwensingen zouden juist niet op de CD ROM te horen zijn.
met betrekking tot klachtonderdelen a t/m c
5.2 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.3 Ten overvloede overweegt het hof nog het volgende. Het is ongelukkig geweest dat, nadat mr. M door de rechtbank ambtshalve was toegevoegd en tussen klagers en mr. M een vertrouwensbreuk was ontstaan, de rechtbank vervolgens een kantoorgenoot van mr. M, namelijk verweerster, ambtshalve heeft toegevoegd. Tijdens de behandeling heeft verweerster toegelicht dat zij deze vervolgstap van de rechtbank ook wonderlijk vond en dat haar secretaresse hierover nog contact heeft opgenomen met de rechtbank. De rechtbank zou verweerster hebben gevraagd de zaak te blijven behandelen en ook de deken, althans de adjunct secretaris, is hierover nog geconsulteerd. Onder deze omstandigheden, die het hof aannemelijk acht, is het te billijken dat verweerster de zaak verder heeft behandeld en eerst haar taak heeft neergelegd toen zij rechtstreeks van klaagster, degene aan wie zij ambtshalve is toegevoegd, heeft moeten begrijpen dat haar bijstand niet op prijs werd gesteld en dat was pas op de dag van de zitting zelf.
De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad met betrekking tot deze klachtonderdelen worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
met betrekking tot klachtonderdeel d
5.4 Het hof heeft geconstateerd dat de raad op dit klachtonderdeel niet heeft beslist zodat het hof dit alsnog zal doen. Verweerster is ambtshalve door de rechtbank aan klaagster toegevoegd. Hieruit moet al worden afgeleid dat verweerster, anders dan klagers menen, geacht moet worden in het kinderstrafrecht gespecialiseerd te zijn, omdat dit een vereiste is om te kunnen worden toegevoegd. Dit klachtonderdeel zal alsnog ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van 2 februari 2014 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 14-172 voor zover betrekking hebbende op klachtonderdelen a tot en met c,
verklaart klachtonderdeel d alsnog ongegrond.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, G.W.S. de Groot, C.A.M.J. Raymakers en M.L. Weerkamp, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2015.
De beslissing is verzonden op 24 augustus 2015.