Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-03-2017

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2017:49

Zaaknummer

160258

Inhoudsindicatie

Klachten tegen advocaat in hoedanigheid van curator zijn ook in hoger beroep ongegrond. Het verzoek van klager om getuigen te horen dien te worden afgewezen. Bekrachtiging.

Uitspraak

Beslissing

van 17 maart 2017

in de zaak 160258

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 5 september 2016, gewezen onder nummer 16-208/DB/ZWB, aan partijen toegezonden op 6 september 2016, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder in alle onderdelen ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2016:134.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 6 oktober 2016 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 27 januari 2017, waar de heer V namens klaagster en verweerder zijn verschenen. Namens klaagster is gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

1.    een belangrijke afspraak met klaagster 74 minuten voor aanvang te annuleren;

2.    klaagster niet de waarheid te vertellen over het tijdstip van annuleren;

3.    de rechter-commissaris niet naar waarheid te informeren over de annulering;

4.    meermaals te laat te reageren op e-mails en terugbelverzoeken van klaagster;

5.    klaagster proberen te overbluffen met onjuiste informatie.

4    FEITEN

In overweging 3 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    Het in hoger beroep gedane verzoek van klager tot het horen van getuigen dient te worden afgewezen. Zelfs als na het horen van getuigen vast zou komen te staan dat de medewerkster van verweerder de onderneming van klaagster op 8 januari 2015 niet heeft gebeld, dan kan die vaststelling nog niet leiden tot een gegrondverklaring van de klacht. Daarvoor is nodig dat vast komt te staan dat verweerder klaagster en de rechter-commissaris bewust niet naar waarheid heeft geïnformeerd. Daarvan is in dit geval geen sprake nu verweerder, zoals ter zitting is gebleken, is afgegaan op de juistheid van een verklaring van één van zijn medewerksters inhoudende dat er wel naar klager zou zijn gebeld.

Bij die stand van zaken bestaat er geen belang bij het houden van een getuigenverhoor.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 5 september 2016 in de zaak 16-208/DB/ZWB.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, G.W.S. de Groot, G.J. Visser en M. Pannevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2017.

griffier    voorzitter    

       

De beslissing is verzonden op 17 maart 2017.