Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-01-2017

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2017:17

Zaaknummer

160173

Inhoudsindicatie

Klacht dat verweerder de handtekening van klager onder de behandelovereenkomst heeft vervalst. Het hof heeft behoefte aan nader onderzoek en benoemt een handtekeningendeskundige. Tussenbeslissing.

Uitspraak

Beslissing

van 30 januari 2017   

in de zaak 160173

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 30 mei 2016, gewezen onder nummer 37-15, aan partijen toegezonden op 30 mei 2016, waarbij de klacht van klager tegen verweerder in beide onderdelen ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2016:133.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 28 juni 2016 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder, ontvangen ter griffie van het hof op 27 juli 2016, met bijlagen.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 3 oktober 2016, waar klager en verweerder zijn verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a.    verweerder de handtekening van klager onder de behandelovereenkomst heeft vervalst. Verweerder heeft een procedure tegen klager aangespannen tot betaling van achterstallige declaraties;

b.    verweerder een extreem hoog aantal uren heeft gedeclareerd.

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Omstreeks 8 juli 2010 heeft klager zich tot verweerder gewend met het verzoek hem terzijde te staan bij een geschil over een boedelscheiding na echtscheiding. Bij brief van 8 juli 2010 heeft verweerder aan klager geschreven dat hij niet bereid is klager op basis van een toevoeging terzijde te staan. Omstreeks 14 juli 2010 heeft verweerder een behandelovereenkomst opgesteld.

4.2    Voor de door verweerder verrichte werkzaamheden heeft verweerder aan klager declaraties verzonden tot een bedrag van € 30.644,57. In een procedure tot betaling van achterstallige declaraties heeft het Gerechtshof op 11 november 2014 uitspraak gedaan.

4.3    In maart 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

5    BEOORDELING

5.1    De raad heeft de Advocatenwet zoals deze gold tot 1 januari 2015 op de onderhavige zaak toegepast. Omdat de klacht is ingediend voor 1 januari 2015 zal ook het hof de Advocatenwet toepassen die gold tot genoemde datum.

5.2    Na een schorsing heeft het hof partijen ter zitting op 3 oktober 2016 laten weten behoefte te hebben aan nader onderzoek over de vraag of de door klager betwiste handtekening onder de door verweerder ter zitting overgelegde originele behandelovereenkomst een echte of vervalste handtekening van klager is.

5.3    Gelet op de aantijgingen aan het adres van verweerder en het begin van een onderbouwing daarvan door klager, alsmede eigen waarneming van het hof dat de handtekening op een eerdere brief van klager aan verweerder op het oog sterke gelijkenis vertoont met de handtekening van klager op de behandelovereenkomst, heeft het hof partijen voorgesteld om een handtekeningdeskundige in te schakelen die moet onderzoeken of de onder zijn naam aangebrachte handtekening op de originele behandelovereenkomst van klager afkomstig is of niet. Daarbij heeft het hof partijen voorgehouden dat gelet op het feit dat klager zijn klacht over verweerder moet onderbouwen, hij de kosten van dit onderzoek zal moeten voorschieten. Mocht klager in deze procedure gelijk krijgen, in die zin dat klachtonderdeel a gegrond wordt verklaard, dan is het redelijk dat verweerder de kosten van het nader onderzoek, die door klager zijn voorgeschoten aan hem zal betalen. Het hof heeft zich bereid verklaard een deskundige aan te zoeken en eerst een offerte op te vragen. Indien klager bereid is die kosten voor te schieten en als partijen zich kunnen verenigen met bovenstaand voorstel, kan dit onderzoek worden gehouden. Om het onderzoek mogelijk te maken heeft het hof de overgelegde stukken onder zich gehouden.

5.4    Ter zitting hebben beide partijen ingestemd met het voorstel van het hof, waarna de zaak voor onbepaalde tijd is aangehouden teneinde het hof in de gelegenheid te stellen een deskundige aan te zoeken die eerst een offerte dient uit te brengen met betrekking tot de te verwachten kosten. Een en ander is vastgelegd in het proces-verbaal van aanhouding.

5.5    Op 24 november 2016 heeft [naam deskundige]l aan het hof een offerte uitgebracht met betrekking tot de kosten voor het onderzoek naar de authenticiteit van een betwiste handtekening voor klager onder een behandelovereenkomst met zijn (voormalige) advocaat met volgende inhoud:

“Na inspectie van het origineel van deze overeenkomst en een aantal stukken met referentiehandtekeningen van [klager], acht ik een vergelijkend onderzoek met het beschikbare materiaal tot op zekere hoogte mogelijk. De betwiste handtekening zal in dat geval vergeleken worden met de referentiehandtekeningen, waarna de resultaten van dit onderzoek zullen worden beschouwd in het licht van de volgende elkaar uitsluitende hypothesen:                                                                  Hypothese 1:  de betwiste handtekening is een authentieke handtekening van [klager].

Hypothese 2:  de betwiste handtekening is een vervalsing van de handtekening van [klager].

Van dit onderzoek zal een rapport worden opgesteld, dat in elk geval een opgave bevat van de bereikte onderzoeksresultaten en de daarbij gebruikte methoden en technieken, alsmede de daarop gebaseerde conclusie, in de vorm van een uitspraak over de waarschijnlijkheid van de resuttaten van het onderzoek in het licht van de hiervoor genoemde hypothesen. Meer informatie over de door mij gebruikte onderzoeksmethode en wijze van concluderen vindt u in de bijgevoegde bijlage “Forensisch handschriftonderzoek”.

De maximaal benodigde tijd voor het onderzoek inclusief rapportage schat ik op circa 19 uur.

Mijn uurtarief is € 100,00 exclusief BTW.                                                

Het ter beschikking stellen van het origineel van de nu in kopievorm overgelegde brief van 14 juli 2010 kan overigens voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag belangrijke informatie opleveren.(…)”

5.6    Bij brief van 9 december 2016 is verweerder akkoord gegaan met deze offerte. Per mail van 23 december 2016 is klager akkoord gegaan met deze offerte. Dit betekent dat het hof kan overgaan tot benoeming van deze deskundige en de hoogte van het voorschot kan vaststellen op het in de beslissing vermelde bedrag. Klager zal, zoals ter zitting is afgesproken, de kosten van de deskundige moeten voorschieten.

Het hof wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De deskundige zal bepalen welke stukken hij voor zijn onderzoek nodig heeft. Het hof zal de verplichting tot medewerking uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan het hof daaruit de gevolgtrekking maken die het geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij. Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

benoemt tot deskundige:

volledige naam [naam] 

het voorschot

stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van 19 uren x € 100,- vermeerderd met 21% btw = € 2.299,-,

bepaalt dat klager het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de daartoe aan hem te sturen nota door middel van overmaking van dit bedrag naar rekeningnummer [nummer en tenaamstelling].

draagt de deskundige op de griffie onmiddellijk in kennis te stellen van de ontvangst van de betaling van het voorschot,

het onderzoek

bepaalt dat de griffier van het hof het procesdossier in afschrift aan de deskundige zal doen toekomen, alsmede het origineel van de te onderzoeken behandelovereenkomst,

bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,

wijst de deskundige er op dat:                                           

- de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),                               

- de deskundige het onderzoek pas na de ontvangst van de voorschotbetaling dient aan te vangen,                                                   

- de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,

bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,

het schriftelijk rapport

draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na ontvangst van de voorschotbetaling een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van het hof in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,

wijst de deskundige er op dat:                                    

- uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,                                       

- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,

bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren.

 

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. M.L.J.C. van Emden-Geenen, T.H. Tanja-van den Broek, J.A. Schaap en R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.P.L. de Vries, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2017.

   

griffier    voorzitter    

       

De beslissing is verzonden op 30 januari 2017.