Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-01-2013
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2013:43
Zaaknummer
6419
Inhoudsindicatie
Bekrachtiging uitspraak raad. Klacht over niet adequate rechtsbijstand gegrond voor zover akte niet op voorhand in concept is toegezonden en financiële consequenties niet zijn besproken. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 7 januari 2013
in de zaak 6419
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klagers
tegen:
verweerster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden (verder: de raad) van 23 maart 2012, onder nummer 85/10, aan partijen toegezonden op 26 maart 2012, waarbij van een klacht van klagers tegen verweerster de klachtonderdelen 4 en 13 gegrond zijn verklaard en de maatregel van een enkele waarschuwing is opgelegd. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep zijn gekomen, is op 13 april 2012 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerster;
- de brief van klagers aan het hof van 30 oktober 2012.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 9 november 2012, waar klagers en verweerster, samen met haar gemachtigde mr. X. zijn verschenen. Klagers hebben kort na de aanvang van de mondelinge behandeling de zittingzaal verlaten, omdat zij zich er niet mee konden verenigen dat het hof verweerster niet vroeg zich te legitimeren en zodoende verweerster niet kon identificeren.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, als volgt:
Klagers verwijten verweerster dat zij onvoldoende bijstand heeft verleend in de procedure bij de kantonrechter te Alkmaar, hetgeen onder meer uit het navolgende blijkt:
1. Verweerster heeft de kantonrechter niet dan wel onvoldoende gewezen op een aantal tegenstrijdigheden in het proces-verbaal van aangifte en de getuigenverklaringen;
2. Verweerster heeft klagers niet op de hoogte gesteld van de zitting van de kantonrechter van 12 augustus 2009;
3. Op 18 september 2009 tijdens een bezoek van klagers aan het kantoor van verweerster ter voorbereiding op de comparitie, heeft verweerster aan klagers gevraagd “of zij met haar verder wilden”;
4. Op 22 september 2009 heeft verweerster klagers een exemplaar gezonden van de door haar aan de rechtbank toegezonden akte. Zij heeft dit gedaan zonder klagers eerste een concept te sturen. Indien klagers een concept van de akte hadden ontvangen, hadden zij kunnen aangeven dat zij het op de verscheidende punten met het in de akte gestelde niet eens waren;
5. Verweerster stelt de stukken bestudeerd te hebben, maar zij heeft de verklaring van de aangever in de mond gelegd van klager sub 1;
6. In een brief van 16 oktober 2009 heeft verweerster laten weten niet op de door klagers geconstateerde inconsistenties te willen ingaan;
7. Bij brief van 24 september 2009 (vijf dagen voor de comparitie) heeft verweerster klagers aangeraden “maar te betalen”. Verweerster heeft vervolgens geen telefonisch contact gezocht;
8. Verweerster heeft tijdens de comparitie op 29 september 2009 het standpunt van klagers onvoldoende belicht en in feite het woord gelaten aan klagers;
9. Na afloop van de comparitie heeft verweerster met geen woord gerept over het verloop van de zitting en evenmin over de inhoud van haar brief van 24 september 2009.
10. Verweerster heeft verzuimd bij het gerechtshof te Amsterdam te informeren of de gemachtigde van de eisende partij daadwerkelijk een klaagschrift ex artikel 12 Sv. heeft ingediend.
11. Verweerster antwoordde niet op de brief van klagers van 30 november 2009;
12. Naar aanleiding van een negatief ingevuld cliënttevredenheidsonderzoek heeft verweerster klagers niet voor een eindgesprek uitgenodigd;
13. Verweerster heeft niets gezegd over de financiële consequenties en de pan uitrijzende onkosten. Als zij dat wel had gedaan dan zouden klagers verweerster er aan hebben herinnerd dat de rechtsbijstandsverzekering van klagers de advocaatkosten zou betalen als zij in het gelijk zouden worden gesteld.
4 FEITEN
De raad heeft vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 De raad heeft gemotiveerd uiteengezet dat de in deze procedure aangevoerde feiten de aangevoerde klachten niet onderbouwen. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere overwegingen en conclusies dan door de raad in zijn beslissing weergegeven. Het hof neemt daarom deze beslissing over.
5.2 De grieven van klagers tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden van 23 maart 2012, gewezen onder nummer 85/10.
Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.P. Balkema, R. Verkijk en D.J. Markx, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2013.