Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-02-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:42
Zaaknummer
6774
Inhoudsindicatie
Bekrachtiging uitspraak raad. Klachten tegen advocaat wederpartij in echtscheiding. Ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 7 februari 2014
in de zaak 6774
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort
‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 25 maart 2013, onder nummer M 180-2012, aan partijen toegezonden op 26 maart 2013, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA 4158.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 23 april 2013 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder;
- brief van verweerder aan het hof d.d. 7 oktober 2013;
- brief van verweerder aan het hof d.d. 13 oktober 2013;
- stukken van klager aan het hof, gedateerd 19 november 2013;
- brief van klager aan het hof d.d. 28 november 2013.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 6 december 2013, waar klager, samen met zijn zus en dochter, en verweerder zijn verschenen. Namens klager heeft zijn zus gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt - zakelijk weergegeven – het volgende in:
Verweerder, die als advocaat voor zijn ex-echtgenote in een echtscheidingsgeding optrad, heeft zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt:
a. hij stond niet open voor minnelijk overleg;
b. hij heeft klager onnodig kosten laten maken;
c. hij heeft bewust onjuiste informatie aan de rechter gegeven;
d. hij heeft zich onnodig grievend over klager uitgelaten;
e. hij heeft bewust verkeerde informatie over het inkomen van klager gegeven.
3.2 klager heeft ter toelichting op de klacht – zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht.
Ad a. Verweerder heeft één keer ingestemd met een viergesprek op 5 januari 2010, daarna nooit meer iets ingeleverd en zich aan geen enkele afspraak betreffende het viergesprek gehouden. Hij heeft ondanks dat hij wist dat geen minnelijke regeling zou worden getroffen bij de mondelinge behandeling van de voorlopige voorziening, ingestemd met het voorstel van de rechter om met de wederpartij om tafel te gaan. Als hij op een normale manier had gereageerd op klagers voorstel met betrekking tot de verkoop van de echtelijke woning, het ouderschapsplan en de alimentatieberekeningen dan was de zaak veel sneller afgehandeld. De voorlopige voorziening zou niet nodig zijn geweest als hij had gestreefd naar welwillendheid.
Ad b. Verweerder heeft klagers advocaat onnodig kosten laten maken en ook zijn vertragingstrucs hebben veel geld gekost. Zo heeft hij zelf de taxateur aangebracht en kwam hij maanden later met de mededeling dat zijn cliënte daarmee niet meer akkoord was omdat deze partijdig zou zijn. Ook heeft hij verzocht om aanhouding van de zaak omdat financiële gegevens niet op orde waren terwijl hij al maanden wist welke gegevens moesten worden overgelegd.
Ad c. Verweerder heeft in schriftelijke stukken en tegenover de rechter naar voren gebracht dat zijn cliënte de echtelijke woning heeft moeten ontvluchten zonder in de gelegenheid te zijn geweest om de kinderen mee te nemen, terwijl hij wist dat dit niet waar was.
Ad d. Verweerder heeft klager in stukken ervan beschuldigd dat klager zijn cliënte (geestelijk) mishandeld en bedreigd zou hebben en ter zitting vermeld dat zij daarvan aangifte heeft gedaan.
Ad e. Verweerder heeft in de procedure aangegeven dat zijn cliënte minder inkomen had dan in werkelijkheid het geval was.
4 FEITEN
In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Het hof laat de door klager ingediende stukken, door het hof ontvangen op 19 november 2013, wegens strijd met de goede procesorde, buiten de beoordeling. Hoewel de stukken zijn binnengekomen binnen de daartoe gestelde termijn van 15 dagen voor de mondelinge behandeling meent het hof dat toelating van het zeer omvangrijke pak stukken, betrekkelijk kort vóór de zitting, terwijl deze stukken veel eerder overgelegd hadden kunnen worden, een onevenredige inperking van het recht van verweerder om tijdig kennis te nemen van de stukken en een redelijke en adequate voorbereiding op de zitting te hebben (verweerder heeft ook bezwaar gemaakt), terwijl ook de leden van het hof onvoldoende tijd zouden hebben om die stukken behoorlijk tot zich te nemen. (vgl. HR 3 december 2010, ECLI:NL:HR: 2010: BO0197).
5.2 Voor zover klager in zijn beroepschrift de klachten heeft willen uitbreiden kan het hof deze uitbreiding niet bij zijn beoordeling betrekken, omdat klachten op grond van artikel 46c lid 1 van de Advocatenwet, bij de deken moeten worden ingediend.
5.3 Voor het overige heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.4 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Hertogenbosch van25 maart 2013, gewezen onder nummer M 180-2012.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, G.J.S. Bouwens, A.J. Louter en T.H. Tanja-van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2014.