Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-10-2012
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3471
Zaaknummer
6407
Inhoudsindicatie
Klaagster vraagt aanwijzing van een advocaat voor een procedure waarvoor bijstand van een advocaat niet verplicht is. De deken heeft het verzoek daarom terecht afgewezen.
Uitspraak
Beslissing van 24 september 2012
in de zaak 6407
naar aanleiding van het beklag van:
klaagster
tegen:
De Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Leeuwarden
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 VAN DE ADVOCATENWET
Klaagster heeft een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat. Bij brief van 19 december 2011 heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Leeuwarden, verder te noemen ‘de deken’, geweigerd een advocaat aan te wijzen als zijn advocaat voor een zaak waarin vertegenwoordiging dan wel bijstand van een advocaat verplicht is. In een klaagschrift gedateerd 12 maart 2012 heeft klaagster zich beklaagd over het feit dat de deken heeft geweigerd een advocaat aan te wijzen.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het klaagschrift is op 13 maart 2012 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van de deken;
- de brief van klaagster aan het hof van 9 mei 2012;
- de brief van klaagster aan het hof van 16 mei 2012;
- de brief van klaagster aan het hof van 23 mei 2012;
- de brief van klaagster aan het hof van 19 juni 2012;
- de brief van klaagster aan het hof van 4 juli 2012;
- de brief van klaagster aan het hof van 24 juli 2012;
- de brief van klaagster aan het hof van 27 augustus 2012
- de brief van klaagster aan het hof van 13 september 2012.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 24 september 2012, waar de deken is verschenen. Klaagster had bij brief van 13 september 2012 om aanhouding verzocht; namens de voorzitter is daarop geantwoord dat op dat verzoek ter zitting zou worden beslist door de voltallige kamer.
3 FEITEN
3.1 Het volgende is komen vast te staan:
Klaagster heeft de deken in het Arrondissement Leeuwarden verzocht om aanwijzing van een advocaat in verband met een door haar eerder aanhangig gemaakte procedure bij de Centrale Raad van Beroep. De deken in Leeuwarden heeft bij brief van 19 december 2011 onder meer aan klaagster meegedeeld:
‘Zoals ik u al op 25 november 2011 berichtte, is aanwijzing van een advocaat door de deken enkel mogelijk in zaken waarin men verplicht is om een advocaat in te schakelen. Dit is bij een zaak bij de Centrale Raad van Beroep niet het geval. Hierin is geen procesvertegenwoordiging door een advocaat voorgeschreven. (…)
Desgewenst kan ik u bovenstaande bevestigen in een beslissing waartegen u beroep kunt aantekenen bij het Hof van Discipline. Indien u dat wenst wilt u mij dat dan berichten?’
Bij brief van 30 december 2012 aan de deken schreef klaagster onder meer:
‘Procedureel doe ik van af nu een beroep op (…) de laatste alinea’s van uw boven vermelde reactie. Leg mij dit maar uit en zet maar in gang (… ).’
Klaagster kan zich niet verenigen met het standpunt van de deken. Het is haar niet gelukt om zelf een advocaat te vinden die bereid is haar bij te staan en acht dat onverteerbaar, temeer daar zij zich zeer slecht mondeling en schriftelijk kan uitdrukken.
4 BEOORDELING
het aanhoudingsverzoek
4.1 Het aanhoudingsverzoek is namens klaagster ingediend door haar ‘partner en gevolmachtigde’, en voert als reden aan dat klaagster te kampen heeft met ernstige gezondheidsklachten. Het hof wijst het verzoek af omdat klaagster zich in alle stadia van de onderhavige procedure heeft laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, en niet is gesteld dat die gemachtigde buiten staat is de zitting bij te wonen.
de ontvankelijkheid van het beklag
4.2 Het hof interpreteert de hierboven vermelde feiten aldus dat klaagster de brief van de deken van 19 december 2011 heeft beschouwd als definitieve afwijzing van haar verzoek om aanwijzing van een advocaat, en binnen zes weken nadien aan de deken te kennen heeft gegeven daartegen het rechtsmiddel te willen aanwenden dat haar ten dienste stond. Met analogische toepassing van de Algemene wet bestuursrecht oordeelt het hof dat de deken die reactie van klaagster behoorde door te zenden aan het hof, en dat de datum van die reactie heeft te gelden als datum waarop beklag bij het hof is gedaan. Het beklag is mitsdien ontvankelijk, ook al heeft klaagster zich pas na het verstrijken van de beklagtermijn rechtstreeks tot het hof gewend.
inhoudelijke beoordeling van het beklag
4.3 Artikel 13 van de Advocatenwet geeft de deken de mogelijkheid om een advocaat aan te wijzen uitsluitend in zaken waarin de vertegenwoordiging door een advocaat verplicht is en de rechtzoekende dus niet zelf, zonder de bijstand van een advocaat, kan procederen. Klaagster verzocht aanwijzing van een advocaat voor het (verder) voeren van een procedure bij de Centrale Raad van Beroep. Voor zodanige procedure is het niet vereist dat klaagster wordt bijgestaan door een advocaat. Dat betekent dat de deken op goede gronden het verzoek van klaagster tot aanwijzing van een advocaat heeft afgewezen, omdat niet voldaan is aan de eisen van artikel 13 van de Advocatenwet.
BESLISSING
het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Leeuwarden van 19 december 2011 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, C.A.M.J. Raymakers, L. Ritzema en D.J. Markx, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A.H. Holm-Robaard, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2012.